ECLI:NL:RBZWB:2023:4533

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5593
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering terugkomen op besluit Anw-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) om terug te komen van het besluit om aan haar geen uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) toe te kennen. De Svb had eerder, op 28 juni 2022, geweigerd om de Anw-uitkering van eiseres te herzien, ondanks haar stelling dat zij 45% of meer arbeidsongeschikt is. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend, maar deze was afgewezen omdat de Svb concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden.

De rechtbank heeft het beroep op 1 juni 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de Svb. Eiseres voerde aan dat er nieuwe feiten waren, onderbouwd door rapporten van haar psycholoog, die volgens haar relevant waren voor de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelde echter dat de informatie van de psycholoog niet nieuw was en dat de Svb op goede gronden had besloten om het herzieningsverzoek af te wijzen. De rechtbank concludeerde dat de eerdere besluiten van de Svb, die de arbeidsongeschiktheid van eiseres op 31 januari 2015 vaststelden, niet onjuist waren en dat er geen reden was om een deskundige te raadplegen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees zij de verzoeken van eiseres af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 29 juni 2023, en eiseres kreeg geen vergoeding voor griffierecht of proceskosten. De rechtbank benadrukte dat het aan de aanvrager is om nieuwe feiten of omstandigheden aan te voeren bij een herzieningsverzoek, en dat de Svb de eerdere besluiten zorgvuldig had voorbereid en gemotiveerd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5593 ANW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juni 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres,

(gemachtigde: mr. R. Küçükünal),
en
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Utrecht(de Svb), verweerder,
(gemachtigde: mr. A. Marijnissen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van de Svb om terug te komen van het besluit om aan haar geen uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) toe te kennen.
1.1.
De Svb heeft dat met het besluit van 28 juni 2022 geweigerd. Met het bestreden besluit van 28 oktober 2022 op het bezwaar van eiseres is de Svb bij dat besluit gebleven.
1.2.
De Svb heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de Svb.

Totstandkoming van het besluit

Feiten en omstandigheden
2.1.
Eiseres ontving een Anw-uitkering. Met het besluit van 30 oktober 2014 heeft de Svb deze uitkering met ingang van 1 februari 2015 beëindigd omdat het jongste kind van eiseres op 11 januari 2015 18 jaar is geworden. Daarbij heeft de Svb erop gewezen dat indien eiseres 45% of meer arbeidsongeschikt is, zij recht blijft houden op een Anw-uitkering.
2.2.
Op 7 november 2014 heeft eiseres de Svb telefonisch verzocht om haar Anw-uitkering te laten voortduren omdat zij minimaal 45% arbeidsongeschikt is. De Svb heeft daarnaar door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige van het UWV onderzoek laten verrichten. Op basis daarvan heeft de Svb geconcludeerd dat eiseres minder dan 45% arbeidsongeschikt is en met het besluit van 18 februari 2015 geweigerd de Anw-uitkering van eiseres te laten herleven.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met het besluit op bezwaar van 31 juli 2015 heeft de Svb dit bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan liggen de rapportages van verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) [naam verzekeringsarts b&b] en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) [naam arbeidsdeskundige b&b] ten grondslag.
Tegen dit besluit op bezwaar heeft eiseres beroep ingesteld bij deze rechtbank. De rechtbank heeft dit beroep op 21 april 2017 [1] ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) deze uitspraak op 4 april 2019 [2] bevestigd.
2.3.
Op 5 mei 2020 heeft eiseres bij de Svb een aanvraag om een Anw-uitkering ingediend. Daarbij heeft zij een rapport van psycholoog [naam psycholoog] ( [naam psycholoog] ) van 1 april 2020 overgelegd.
De Svb heeft deze aanvraag aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het besluit van 31 juli 2015 (herzieningsverzoek) en dat met het besluit van 11 mei 2020 afgewezen.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met het besluit op bezwaar van 24 februari 2021 heeft de Svb dit bezwaar ongegrond verklaard. Volgens de Svb is geen sprake van nieuwe feiten en omstandigheden. Het rapport van [naam psycholoog] is geen nieuw feit. Overigens heeft de Svb dit rapport wel voorgelegd aan de verzekeringsarts b&b van het UWV. Verder stelt de Svb dat, alhoewel de Anw-uitkering een duuraanspraak is, deze na beëindiging niet herleeft als de arbeidsongeschiktheid nadien toeneemt. De door eiseres gestelde toegenomen beperkingen kunnen derhalve geen recht op Anw-uitkering doen ontstaan omdat uitsluitend de situatie op de datum van beëindiging van de uitkering relevant is.
Eiseres heeft tegen dit besluit op bezwaar beroep ingesteld. Deze rechtbank heeft dat beroep op 14 juli 2022 [3] ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen deze uitspraak hoger beroep bij de CRvB ingesteld. Dat hoger beroep loopt nog.
2.4.
Op 15 april 2022 heeft eiseres wederom een aanvraag om een Anw-uitkering bij de Svb ingediend. Daarbij heeft zij een rapport van [naam psycholoog] van 19 april 2022 overgelegd.
Met het besluit van 28 juni 2022 heeft de Svb deze aanvraag afgewezen.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bestreden besluit
2.5.
Met het bestreden besluit heeft de Svb dit bezwaar ongegrond verklaard.
De Svb stelt dat de informatie van [naam psycholoog] van 19 april 2022 nagenoeg gelijk is aan de informatie van [naam psycholoog] van 1 april 2020. Deze laatste informatie is inhoudelijk beoordeeld in het kader van het herzieningsverzoek van eiseres van 5 mei 2020. Dat herzieningsverzoek is afgewezen omdat het UWV heeft aangegeven dat de informatie van [naam psycholoog] van 1 april 2020 geen aanleiding geeft om de arbeidsongeschiktheid op 31 januari 2015 aan te passen. Omdat de informatie van [naam psycholoog] van 19 april 2022 gelijk is aan de eerdere informatie, ziet de Svb geen reden om deze informatie medisch te laten toetsen door een verzekeringsarts van het UWV.
Verder stelt de Svb – net als in de eerdere procedure – dat hij niet inziet waarom de informatie van [naam psycholoog] niet eerder ingediend had kunnen worden als de door eiseres geclaimde klachten al op 31 januari 2015 aanwezig waren. Uit het rapport van [naam psycholoog] blijkt niet dat de klachten al op 31 januari 2015 aanwezig waren. De Svb handhaaft het standpunt dat de informatie van [naam psycholoog] niet van invloed is op de arbeidsongeschiktheid van eiseres op
31 januari 2015.
De Svb betwist dat haar beslissing in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Zij heeft de door eiseres ingebrachte informatie meegewogen in zijn besluitvorming. Deze is eerder beoordeeld door een verzekeringsarts van het UWV en was voldoende voor het UWV om te adviseren. Een medisch onderzoek is daarom achterwege gebleven.

Beroep

3.1.
Eiseres stelt dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn. Ter onderbouwing verwijst zij naar informatie van [naam psycholoog] . Volgens eiseres heeft die informatie betrekking op haar mate van arbeidsongeschiktheid op 31 januari 2015.
3.2.
Bij eiseres is zowel sprake van PTSS als een paniekstoornis. De paniekstoornis heeft de Svb niet betrokken in de besluitvorming. De eerdere besluiten zien namelijk alleen op de diagnose PTSS en niet op de diagnose paniekstoornis. Dit is echter cruciaal omdat daardoor de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres wordt beïnvloed. De enkele stelling van de Svb dat de informatie van [naam psycholoog] niet relevant is, is niet voldoende.
3.3.
Volgens eiseres duiden de bevindingen van psychiater [naam psychiater] in zijn neuropsychiatrisch rapport van 29 september 2016 er op dat bij eiseres niet spontaan een paniekstoornis is ontstaan maar dat dit in samenhang met de PTSS moet worden bezien. Uit de literatuur blijkt dat een paniekstoornis vaak ontstaat door een langdurig hoog spanningsniveau. Eiseres heeft op 17 augustus 2006 gezien hoe haar echtgenoot werd doodgeschoten, een buitengewoon extreem traumatische gebeurtenis. Dit verklaart de oorzaak voor haar paniekstoornis.
3.4.
De Svb had de informatie van [naam psycholoog] moeten voorleggen aan een verzekeringsarts en eiseres medisch moeten laten onderzoeken tijdens een spreekuur. Door dat na te laten is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen en ondeugdelijk gemotiveerd. Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts b&b] heeft alleen dossieronderzoek verricht, zonder spreekuurcontact, terwijl uit rechtspraak volgt dat voor een zorgvuldige voorbereiding een spreekuurcontact noodzakelijk is.

Juridisch kader

De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

4.1.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de Svb op goede gronden het herzieningsverzoek van eiseres van 15 april 2022 heeft afgewezen.
De Svb heeft dit verzoek afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak van de CRvB ligt het op de weg van de aanvrager om bij een herhaalde aanvraag/herzieningsverzoek nieuwe feiten of veranderde omstandigheden naar voren te brengen. [4] Het bestuursorgaan is in het algemeen bevoegd om een herzienings-verzoek inhoudelijk te behandelen en daarbij het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen, ook als de rechtzoekende aan dat herzieningsverzoek geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag heeft gelegd. Het bestuursorgaan kan er ook voor kiezen om met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het herzieningsverzoek af te wijzen onder verwijzing naar zijn eerdere besluit. In dat geval toetst de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroeps-gronden of het bestuursorgaan zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6, eerste lid, van de Awb worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.
Het criterium om terug te komen van een rechtens onaantastbaar besluit heeft de Svb uitgewerkt in beleidsregel SB1076. Wanneer een besluit onmiskenbaar onjuist moet worden geacht, acht de Svb zich in redelijkheid gehouden om hiervan terug te komen. De CRvB heeft geoordeeld dat dit beleid de rechterlijke toetsing kan doorstaan. [5]
4.3.
Bij het thans in geding zijnde herzieningsverzoek van 15 april 2022 heeft eiseres een rapport van [naam psycholoog] van 19 april 2022 overgelegd en gesteld dat zij zowel PTSS als een paniekstoornis heeft. De paniekstoornis heeft de Svb volgens eiseres niet betrokken in de besluitvorming.
Eiseres heeft eerder op 5 mei 2020 bij de Svb een herzieningsverzoek ingediend. Daarbij heeft zij een rapport van [naam psycholoog] van 1 april 2020 overgelegd. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 14 juli 2022 daarover onder meer overwogen:
‘De rechtbank ziet niet in waarom de informatie van [naam psycholoog] Groep van 1 april 2020 niet eerder had kunnen worden overgelegd. Het betreft een op verzoek van eiseres verstrekte kopie van het behandelplan van eiseres. Bovendien is de rechtbank niet gebleken dat daarin gesproken wordt over nieuwe feiten en/of omstandigheden. Uit de gedingstukken maakt de rechtbank op dat de informatie die door [naam psycholoog] Groep in de brief van 1 april 2020 wordt gedeeld, reeds bekend was en ook al meegewogen is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres. De rechtbank sluit zich daarom aan bij wat verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] op 25 november 2020 heeft gerapporteerd, namelijk dat er geen reden bestaat om af te wijken van de eerder vastgestelde belastbaarheid en daarmee van de eerder vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%.’
4.4.
De rechtbank stelt vast dat het rapport van [naam psycholoog] van 19 april 2022 in essentie gelijk is aan het rapport van [naam psycholoog] van 1 april 2020. In beide rapporten worden én de diagnose PTSS én de diagnose paniekstoornis gesteld. Het rapport van [naam psycholoog] van 19 april 2022 dat eiseres nu ten grondslag heeft gelegd aan haar herzieningsverzoek bevat derhalve geen medische informatie die niet al bekend was/bevat geen nieuwe medische informatie ten opzichte van het rapport van [naam psycholoog] van 1 april 2020. De rechtbank heeft over het rapport van 1 april 2020 reeds geoordeeld dat dat geen nieuwe feiten en/of omstandigheden bevat en eerder overgelegd had kunnen worden. Dat stuk ligt thans in hoger beroep ter beoordeling voor. Andere nieuwe feiten of omstandigheden zijn gesteld noch gebleken.
Daarnaast is niet gebleken dat het bestreden besluit, waarbij geweigerd is het besluit van
18 februari 2015 te herzien, kennelijk onredelijk is of dat het besluit van 18 februari 2015 onmiskenbaar onjuist is.
De rechtbank ziet daarom, en gelet op de aard van het herzieningsverzoek en de toets die de bestuursrechter aanlegt, geen reden om een deskundige te raadplegen, zoals door eiseres is verzocht.
Het bestreden besluit houdt naar het oordeel van de rechtbank stand.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is daarom ongegrond. Eiseres krijgt haar griffierecht of proceskosten niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier op 29 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:6
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.

Voetnoten

4.bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 5 november 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:2729)
5.bijvoorbeeld de uitspaak van de CRvB van 3 maart 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:408)