In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de afwijzing van een herzieningsverzoek voor een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (Anw). Eiseres had eerder een nabestaandenuitkering ontvangen na het overlijden van haar echtgenoot in 2006, maar deze uitkering was beëindigd in 2015 omdat haar jongste kind de leeftijd van 18 jaar had bereikt. Eiseres verzocht de Svb om herziening van het besluit tot beëindiging van haar uitkering, stellende dat zij meer dan 45% arbeidsongeschikt was. De Svb weigerde dit verzoek, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb in eerdere besluiten had aangegeven dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. Eiseres voerde aan dat er nieuwe informatie was van haar psycholoog, maar de rechtbank oordeelde dat deze informatie niet als nieuw feit kon worden aangemerkt, omdat deze al eerder bekend was en niet eerder kon worden overgelegd. De rechtbank concludeerde dat de Svb terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om het herzieningsverzoek te honoreren.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.