ECLI:NL:RBZWB:2023:450

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_1497
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor huur en borg door Orionis Walcheren

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand door Orionis Walcheren. De aanvraag werd afgewezen met het besluit van 11 februari 2021, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd bij het bestreden besluit van 4 maart 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 2 december 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van Orionis aanwezig was, maar eiser zelf niet. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht was, omdat eiser in staat was om in zijn kosten te voorzien door een beroep te doen op zijn eigen netwerk, in dit geval zijn ouders. Eiser had een bijstandsuitkering ontvangen, maar de rechtbank oordeelt dat hij onvoldoende verantwoordelijkheid heeft getoond door niet eerder contact op te nemen met de gemeentelijke Kredietbank voor een lening. De rechtbank stelt vast dat de afwijzingsgrond van een voorliggende voorziening niet expliciet in het bestreden besluit is genoemd, maar dat dit gebrek in de motivering niet leidt tot een andere uitkomst. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en draagt Orionis op het griffierecht aan eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1497 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

en

Het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (verweerder)

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] .

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand.
Orionis heeft deze aanvraag met het besluit van 11 februari 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 4 maart 2021 op het bezwaar van eiser is Orionis bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 2 december 2022 op zitting behandeld. De gemachtigde van Orionis was hierbij aanwezig. Eiser is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers aanvraag voor bijzondere bijstand voor de eerste maand huur en de borg voor de door hem gehuurde studio. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
1.
Feiten
Eiser heeft over de periode van juli 2020 tot en met 16 oktober 2020 in detentie gezeten. Vanwege een tijdens zijn detentie opgelopen huurschuld is eiser zijn woning aan de [straatnaam] kwijtgeraakt. Na zijn vrijlating heeft hij bij Orionis een bijstandsuitkering aangevraagd.
In het besluit van 17 november 2020 heeft Orionis de aanvraag voor de uitkering met ingang van 26 oktober 2020 toegekend met daarbij de volgende kanttekening. Eiser maakt gebruik van een briefadres [briefadres] maar woont feitelijk bij zijn ouders in. Omdat het verblijf- en inschrijfadres niet overeenkomen, is het verlenen van bijstand in principe niet mogelijk. Besloten is de situatie voor een periode van 3 maanden te gedogen. Omdat eiser feitelijk bij zijn ouders verblijft, is de kostendelersnorm (3 personen) op de uitkering toegepast en is de hoogte van de uitkering € 655,59 per maand. Indien eiser op 17 februari 2021 niet over zelfstandige woonruimte beschikt (waardoor het inschrijf- en verblijfadres wel overeenkomen ) zal de situatie opnieuw worden beoordeeld.
Op 14 januari 2021 heeft eiser telefonisch bijzondere bijstand aangevraagd voor de borg van een studio die hij wil gaan huren. Op 21 januari 2021 heeft hij een schriftelijke aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de borg en de eerste maand huur, ter hoogte van in totaal € 1.662,00.
In de brief van 27 januari 2021 heeft Orionis eiser om aanvullende gegevens gevraagd: het huurcontract van de studio die hij wil huren, bankafschriften over de periode van 1 november 2020 tot en met 21 januari 2021 en bewijzen van schulden vanaf 21 januari 2021.
Eiser heeft de gevraagde gegevens overgelegd, waaronder een invoice van ‘rooms for rent’ ter hoogte van € 1.662,50 voor de huur van de maand februari 2021, de borg en administratiekosten. Daarop staat eveneens vermeld dat de kosten voor 25 januari 2021 dienen te zijn overgemaakt. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij een schuld van € 1.612,50 bij zijn ouders heeft, omdat zij de borg en huur – die voor 25 januari 2021 betaald dienden te zijn – hebben voorgeschoten.
In het besluit van 11 februari 2021 (primair besluit) is de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de eerste maand huur en borg afgewezen onder verwijzing naar artikel 4, tweede lid, van de Beleidsregels. Eiser heeft kunnen voorzien in deze kosten door een beroep te doen op het eigen netwerk, namelijk zijn ouders. Er is geen noodzaak om bijstand te vertrekken.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
In een ander besluit van eveneens 11 februari 2021, is de bijstandsuitkering van eiser gewijzigd. Omdat eiser per 1 februari 2021 over zelfstandige woonruimte beschikt, wordt het uitkeringsbedrag verhoogd naar € 1.075,44 per maand (naar de norm van een alleenstaande).
In het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard. De kosten van de eerste maand huur en de waarborgsom komen op grond van het beleid in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Deze kosten maken deel uit van de kosten in verband met een verhuizing, die behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die, behoudens bijzondere omstandigheden, uit het eigen inkomen op bijstandsniveau kunnen worden voldaan. Het zijn voorzienbare kosten waarvoor iemand geacht wordt te reserveren van zijn/haar inkomen, ook als dit een bijstandsuitkering is. Eiser heeft op eigen initiatief – zonder overleg met de maatschappelijk werksters van [briefadres] – op de particuliere woningmarkt woonruimte gezocht en is voorbij gegaan aan het beginsel dat bijzondere bijstand uitgaat van een adequate oplossing op de meest goedkope wijze. Vanwege het ontbreken van voldoende besef van eigen verantwoordelijkheid is terecht overgegaan tot het afwijzen van de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de eerste maand huur, borg en administratiekosten. Verwezen is naar artikel 35 van de Participatiewet in combinatie met artikel 4, tweede lid en derde lid van de Beleidsregels bijzondere bijstand 2015 Middelburg, Vlissingen en Veere.
2.
Beroepsgronden
Eiser voert aan dat hij eerst een beroep op zijn ouders heeft gedaan, alvorens bij Orionis een aanvraag voor bijzondere bijstand in te dienen. Zijn ouders wilden hem in eerste instantie niet helpen. Nadat Orionis zijn aanvraag had afgewezen, is eiser opnieuw naar zijn ouders gegaan die hem daarna wel hebben geholpen. Dit was noodgedwongen, om te voorkomen dat eiser dakloos werd, en zijn ouders hebben hiervoor schulden moeten maken. De stelling van Orionis dat eiser niet gereserveerd zou hebben voor de borgkosten, is niet juist. Eiser heeft gezegd dat hij wel geld gereserveerd had voor de verhuiskosten, maar dat hij niet voldoende had kunnen sparen voor de borg. Zijn telefonische verklaring hierover is door Orionis verkeerd genoteerd. Buiten het reserveren voor verhuiskosten, moest eiser ook reserveren voor het terugkopen van zijn noodzakelijke gebruiksgoederen en inboedel. Deze was hij kwijt geraakt bij de ontruiming van zijn woning aan de [straatnaam] te [plaatsnaam2] . Eiser kreeg een uitkering van € 655,59 en daarvan moest hij in zijn levensonderhoud voorzien, reserveren, en ook noodzakelijke gebruiksgoederen en inboedel (tweede hands) kopen, zoals een bed, en meubels, want hij had niets meer. Eiser heeft wel degelijk verantwoordelijkheid getoond. Er is geen sprake van psychische klachten. Orionis gaat er ten onrechte vanuit dat als je in de particuliere sector huurt, het zonder meer te duur is.
3.
Beoordeling door de rechtbank
3.1
Eiser heeft bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van de eerste maand huur, administratiekosten en de borg.
3.2
Uit vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep [1] volgt dat de kosten voor de eerste maand huur tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan behoren. Deze kosten dienen in beginsel te worden betaald uit het inkomen of de uitkering van eiser, dit kan door middel van reservering of door gespreide betaling achteraf. Slechts indien er sprake is van bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Van bijzondere omstandigheden is bijvoorbeeld sprake indien iemand om medische redenen moet verhuizen of indien iemand vanwege sociale redenen met spoed moet verhuizen, zonder dat een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening.
3.3
Ter zitting heeft de gemachtigde van Orionis erkend dat eiser weinig tijd en financiële ruimte heeft gehad om voor de kosten te reserveren. Eiser is na zijn detentie per 26 oktober 2020 een uitkering gaan ontvangen naar de kostendelersnorm van een driepersoonshuishouden (€ 655,59 per maand). Dat betekent dat eiser ongeveer drie maanden heeft gehad om te reserveren voor deze kosten tegen een uitkering naar de kostendelersnorm. De gemachtigde van Orionis heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat ook wanneer er vanuit gegaan wordt dat eiser niet heeft kunnen reserveren voor de kosten, er nog altijd geen aanleiding is voor het toekennen van bijzondere bijstand omdat er sprake is van een voorliggende voorziening. Eiser had namelijk om een lening kunnen vragen bij de gemeentelijke Kredietbank. De aanwezigheid van een voorliggende voorziening is volgens de gemachtigde van Orionis ook aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd, door de verwijzing naar artikel 4, tweede lid, van de Beleidsregels:
“De bijstand wordt verstrekt als de belanghebbende voldoende besef van eigen verantwoordelijkheid heeft getoond en een beroep op eigen netwerk, de sociale omgeving of voorliggende voorzieningen niet mogelijk is geweest.”Eiser is tijdens het startgesprek doorverwezen naar de gemeentelijke kredietbank. Eiser heeft echter nagelaten om contact op te nemen met de kredietbank en heeft in plaats daarvan bijzondere bijstand aangevraagd. Ook met de door eiser gemelde schuld van € 500,- was het volgens Orionis voor eiser mogelijk een bedrag bij de Kredietbank te lenen. Indien gebleken was dat eiser niet, of slechts voor een deel van de benodigde lening bij de Kredietbank terecht had gekund, had Orionis eventueel kunnen bezien of er mogelijkheden waren aanvullend bijzondere bijstand te verstrekken in de vorm van een lening.
3.4
De rechtbank stelt allereerst vast dat de afwijzingsgrond van een voorliggende voorziening niet met zoveel woorden terugkomt in het bestreden besluit. De rechtbank zal hierna bezien wat de gevolgen daarvan zijn.
Inhoudelijk geldt het volgende. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB kan kredietverlening door de kredietbank worden aangemerkt als een voorliggende voorziening. Het ligt op de weg van de aanvrager om aannemelijk te maken dat een voorliggende voorziening niet passend of toereikend is (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2226).
Eiser is daar niet in geslaagd. Eiser heeft, ondanks het feit dat hij bij het startgesprek is doorverwezen naar de Kredietbank, geen poging gedaan een krediet te verkrijgen en heeft niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd dat hij talrijke schulden had en dat het aanvragen van een lening bij de kredietbank bij voorbaat zinloos was. Dit had hij eerst moeten doen, voordat hij een aanvraag om bijzondere bijstand kon indienen.
3.5
Gelet hierop heeft Orionis de aanvraag om bijzondere bijstand voor de eerste maand huur en de bijkomende kosten van de waarborgsom en de administratiekosten dan ook mogen afwijzen op grond van het feit dat er voor deze kosten een voorliggende voorziening aanwezig was. Aan een beoordeling in het kader van artikel 35 van de Participatiewet wordt, gelet op vaste rechtspraak [2] , in dat geval niet toegekomen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de vraag of eiser recht heeft op bijzondere bijstand. Voor het bespreken van de andere afwijzingsgronden, namelijk het beroep op het eigen netwerk en het tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor het bestaan, bestaat dan ook geen aanleiding meer.
Motiveringsgebrek
3.6
Wel komt de rechtbank tot het oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Weliswaar heeft Orionis in het bestreden besluit verwezen naar artikel 4, tweede lid, van de Beleidsregels, maar Orionis heeft de afwijzingsgrond van de voorliggende voorziening niet met zoveel worden genoemd noch met een motivering onderbouwd. Dat betekent dat aan het bestreden besluit een gebrek kleeft. Nu Orionis deze motivering ter zitting alsnog heeft gegeven, ziet de rechtbank aanleiding dit gebrek in het bestreden besluit te passeren onder toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitkomst blijft hetzelfde en aannemelijk is dat eiser door het motiveringsgebrek niet is benadeeld.
4.
Conclusie en gevolgen
Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard. Nu de rechtbank aanleiding heeft gezien om artikel 6:22 van de Awb toe te passen, wordt Orionis opgedragen het griffierecht aan eiser te vergoeden. Van overige door eiser gemaakte proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier op 13 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
Artikel 48. Geldlening en borgtocht
1. Tenzij in deze wet anders is bepaald, wordt de bijstand verleend om niet.
2. Bijstand kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht indien:
a. redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien;
b. de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;
c. de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft;
d. het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft.
3. Het college kan aan het verlenen van bijstand in de vorm van een geldlening verplichtingen verbinden die zijn gericht op meerdere zekerheid voor de nakoming van de aan deze bijstand verbonden rente- en aflossingsverplichtingen.
4. Indien de persoon aan wie bijstand in de vorm van een geldlening wordt verleend algemene bijstand of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 ontvangt, is het college bevoegd tot verrekening van die geldlening met die algemene bijstand of uitkering.
Beleidsregels Bijzondere bijstand Middelburg, Veere en Vlissingen 2015
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
[…]
k. de eigen verantwoordelijkheid: de mate waarin de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor de bekostiging van zijn kosten, via zijn eigen netwerk, sociale omgeving of andere voorliggende voorzieningen.
Artikel 4. Bijzondere bijstand zonder terugbetalingsverplichting (om niet) of geldlening
[…]
2.De bijstand wordt verstrekt als de belanghebbende voldoende besef van eigen verantwoordelijkheid heeft getoond en een beroep op eigen netwerk, de sociale omgeving of voorliggende voorzieningen niet mogelijk is geweest.
3.In het geval van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor het bestaan kan de gevraagde bijstand gedeeltelijk of volledig worden geweigerd of in de vorm van een geldlening worden verstrekt.
Artikel 5. Algemeen
1. Bijzondere bijstand is mogelijk als:
a. geen beroep kan worden gedaan op de eigen reserveringscapaciteit, deze bedraagt 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm met inbegrip van toepassing artikel 22a Participatiewet;
[…]

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 1 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3157.
2.bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 9 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1861.