ECLI:NL:RBZWB:2023:4392
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag Bpm en verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 4 mei 2022, waarbij een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) is opgelegd voor een bedrag van € 908. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 8 juni 2023 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren.
Tijdens de zitting is vastgesteld dat de naheffingsaanslag dient te worden vernietigd. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank verwijst naar eerdere arresten van de Hoge Raad, waarin is vastgesteld dat een vergoeding van immateriële schade niet in de weg staat aan de situatie waarin de gemachtigde werkt op basis van ‘no cure no pay’. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn met drie maanden is overschreden en kent een schadevergoeding van € 500 toe aan belanghebbende, die volledig voor rekening van de inspecteur komt.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag, en veroordeelt de inspecteur tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan belanghebbende. De totale vergoeding voor proceskosten bedraagt € 2.266. De uitspraak is gedaan door mr. M.H. van Schaik en openbaar gemaakt op 22 juni 2023.