ECLI:NL:RBZWB:2023:4307

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 21_4115
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een recreatiewoning

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau om een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van een recreatiewoning op een recreatiepark. Het college heeft op 24 augustus 2021 besloten om de bezwaren tegen de verleende vergunning niet-ontvankelijk te verklaren, overeenkomstig het advies van de adviescommissie bezwaarschriften. De rechtbank heeft het beroep op 11 mei 2023 behandeld, waarbij eisers en de gemachtigden van het college aanwezig waren.

De rechtbank heeft allereerst de ontvankelijkheid van de eisers beoordeeld. Het blijkt dat eiser [naam eiser 1] wel ontvankelijk is in beroep, terwijl de overige eisers niet-ontvankelijk zijn verklaard. Dit is het gevolg van het feit dat de identiteit van de leden van de bewonersgroep niet tijdig aan het college is kenbaar gemaakt. De rechtbank concludeert dat de bewonersgroep niet kan worden aangemerkt als een organisatie die kenbaar is in het rechtsverkeer, omdat er geen bewijs is van een bestuur of gezamenlijke activiteiten.

Vervolgens heeft de rechtbank de ontvankelijkheid van [naam eiser 1] in zijn bezwaar beoordeeld. Het college had hem niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet voldaan zou zijn aan het afstand- en zichtcriterium. De rechtbank oordeelt echter dat [naam eiser 1] wel degelijk belanghebbende is, maar dat het college hem terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar, omdat er onvoldoende bewijs is dat de voormalige camping op het recreatiepark een collectieve voorziening was. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep van [naam eiser 1] ongegrond is, en dat het bestreden besluit in stand blijft. De eisers krijgen het betaalde griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 21/4115 WABO

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 juni 2023 in de zaak tussen

[naam eiser 1] e.a., uit [plaatsnaam] , eisers

(gemachtigde: mr. K.E. Hendriksen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau,

het college (gemachtigden: mr. S.M.J. Janssens en [naam gemachtigde] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van het college om een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van een recreatiewoning op [naam recreatiepark] in [plaatsnaam] .
Met het bestreden besluit van 24 augustus 2021 heeft het college besloten om, overeenkomstig het advies van de adviescommissie bezwaarschriften, de bezwaren tegen de verleende vergunning niet-ontvankelijk te verklaren.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het beroep met zaaknummer 22/1531, op 11 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser [naam eiser 1] , de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt of eisers ontvankelijk zijn, zowel in beroep als in bezwaar. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep van [naam eiser 1] ongegrond is en dat het beroep van de overige eisers niet-ontvankelijk is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Ontvankelijkheid van de bewonersgroep
1. [naam eiser 1] heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning, waarbij hij heeft gemeld dat hij ook bezwaar maakt namens bewonersgroep ‘ [naam bewonersgroep] ’. Het college heeft de bewonersgroep niet-ontvankelijk verklaard in bezwaar, omdat de identiteit van de personen die hier onderdeel van uitmaken niet (tijdig) kenbaar gemaakt is aan het college. Eisers komen daartegen in beroep. Zij betogen dat de bewonersgroep een informele vereniging is, die als zodanig kenbaar is in het rechtsverkeer. De bewonersgroep an sich is wél bekendgemaakt in het bezwaarschrift en daarmee was ook de identiteit van bezwaarmakers (op tijd) bekend bij het college.
1.1.
Voordat de bezwaartermijn afloopt, moet de identiteit van degenen die bezwaar maken bekend zijn. [1] Het is niet mogelijk om bezwaar in te stellen namens nog onbekende personen. Als dat toch gebeurt, is dat geen vormverzuim dat nog hersteld kan worden na afloop van de bezwaartermijn. De bezwaartermijn zou dan namelijk verlengd worden, zonder dat daar een goede reden voor is. Hetzelfde geldt in beroep. [2]
1.2.
De rechtbank merkt de bewonersgroep niet aan als een organisatie die kenbaar is in het rechtsverkeer. De bewonersgroep heeft geen (informeel) bestuur, reglement of statuten en er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de bewonersgroep, los van deze procedure, enige gezamenlijke activiteiten onderneemt. Dat betekent dat de identiteit van de individuele personen uit de bewonersgroep bekend moest zijn bij het college om ontvankelijk te zijn in bezwaar. Tussen partijen is niet in geschil dat voor afloop van de bezwaartermijn geen lijst met namen en adresgegevens aan het college is overgelegd en dat hier dus niet aan is voldaan.
1.3.
Ook de rechtbank heeft geen lijst met namen van de bezwaarmakers ontvangen. Bij het beroepschrift is een machtiging met een lijst met namen overgelegd die uitdrukkelijk alleen ziet op het instellen van beroep. Namens eisers is ter zitting toegelicht dat het om dezelfde personen gaat als in bezwaar, maar de rechtbank kan dit niet verifiëren. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat de eisers in deze zaak, behalve [naam eiser 1] , eerst bezwaar hebben gemaakt alvorens zij beroep hebben ingesteld. Voor de ontvankelijkheid in beroep is dat wel vereist. [3] Dat betekent dat eisers in beroep niet-ontvankelijk zijn, met uitzondering van [naam eiser 1] . Tussen partijen is niet in geschil dat hij wel (tijdig) bezwaar heeft gemaakt. Zijn persoonsgegevens waren immers bekend.
Ontvankelijkheid van [naam eiser 1]
2. Omdat alleen [naam eiser 1] ontvankelijk is in beroep, resteert voor de rechtbank de vraag of het college [naam eiser 1] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar. Volgens het college is [naam eiser 1] geen belanghebbende bij de vergunning omdat niet aan het afstand- en zichtcriterium is voldaan en omdat het bouwplan ook op andere wijze geen gevolgen van enige betekenis voor hem heeft. Volgens [naam eiser 1] ondervindt hij wel gevolgen van enige betekenis van het bouwplan. De parkbewoners, waaronder [naam eiser 1] , betalen parklasten op basis van een overeenkomst met het beheer van [naam recreatiepark] . In ruil daarvoor worden de collectieve voorzieningen op het park in stand gehouden. De nieuwe recreatiewoning komt op de plaats waar voorheen een camping was gesitueerd. Volgens [naam eiser 1] is die camping een collectieve voorziening. De camping was erg bosrijk, had een speeltuin, een sportvoorziening en een sanitairgebouw en beschikte over voor parkbewoners toegankelijke paden en wegen. [naam eiser 1] verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank van 26 augustus 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4307, waarin is geoordeeld dat de eisers in die zaak (waaronder [naam eiser 1] ) belanghebbende waren bij een vergunning tot realisatie van 660 zonnepanelen op een grasperceel op [naam recreatiepark] .
2.1.
Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. [4] Dit vereist doorgaans een voldoende eigen, persoonlijk, objectief bepaalbaar, actueel en rechtstreeks belang. In het omgevingsrecht is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een omgevingsvergunning, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Deze gevolgen moeten wel van enige betekenis zijn. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. [5]
2.2.
Een belangrijk verschil tussen deze zaak en de zaak bij deze rechtbank waar [naam eiser 1] naar verwijst uit 2021, is dat in die zaak niet in geschil was dat het grasperceel een collectieve voorziening was waar parklasten voor werden betaald. Ten aanzien van de voormalige camping is dat wel in geschil. Naar het oordeel van de rechtbank staat onvoldoende vast dat de voormalig camping ook aan te merken is als een collectieve voorziening. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is niet duidelijk geworden dat er onderhoud is gepleegd op de camping met de betaalde parklasten. Volgens de parkeigenaar wordt de camping onderhouden met de vergoeding die campingbezoekers daarvoor betalen. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om daaraan te twijfelen. Op de zitting is gebleken dat de voorzieningen op de camping waar de parkbewoners gebruik van konden maken zijn verplaatst naar het centraal gedeelte van het park. De rechtbank kan uit de overgelegde foto’s niet vaststellen dat er gemeenschappelijke voorzieningen zijn verdwenen of zijn gereduceerd. Ten aanzien van die voorzieningen is dus ook geen sprake van gevolgen van enige betekenis. Tussen partijen is ten slotte niet in geschil dat [naam eiser 1] op ruime afstand van de nieuwe recreatiewoning woont en er geen zicht op heeft. Ook anderszins is niet gebleken van gevolgen van enige betekenis voor [naam eiser 1] . Het college heeft hem dus terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. Het beroep van [naam eiser 1] is daarom ongegrond.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen het betaalde griffierecht niet terug. Er is ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van eisers, met uitzondering van [naam eiser 1] , niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep van [naam eiser 1] ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.B. van Onzenoort, voorzitter, en mr. T. Peters en
mr. E.J. Govaers, leden, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 22 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:2
1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
(…)
Artikel 6:5
1. Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
(…)
Artikel 6:13
Geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij (…) geen bezwaar heeft gemaakt (…).

Voetnoten

1.Art. 6:5, lid 1 onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.ABRvS 24 september 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AL1491 en ABRvS 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1356
3.Art. 6:13 Awb
4.Art. 1:2 lid 1 Awb
5.ABRvS 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271