In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau om een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van een recreatiewoning op een recreatiepark. Het college heeft op 24 augustus 2021 besloten om de bezwaren tegen de verleende vergunning niet-ontvankelijk te verklaren, overeenkomstig het advies van de adviescommissie bezwaarschriften. De rechtbank heeft het beroep op 11 mei 2023 behandeld, waarbij eisers en de gemachtigden van het college aanwezig waren.
De rechtbank heeft allereerst de ontvankelijkheid van de eisers beoordeeld. Het blijkt dat eiser [naam eiser 1] wel ontvankelijk is in beroep, terwijl de overige eisers niet-ontvankelijk zijn verklaard. Dit is het gevolg van het feit dat de identiteit van de leden van de bewonersgroep niet tijdig aan het college is kenbaar gemaakt. De rechtbank concludeert dat de bewonersgroep niet kan worden aangemerkt als een organisatie die kenbaar is in het rechtsverkeer, omdat er geen bewijs is van een bestuur of gezamenlijke activiteiten.
Vervolgens heeft de rechtbank de ontvankelijkheid van [naam eiser 1] in zijn bezwaar beoordeeld. Het college had hem niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet voldaan zou zijn aan het afstand- en zichtcriterium. De rechtbank oordeelt echter dat [naam eiser 1] wel degelijk belanghebbende is, maar dat het college hem terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar, omdat er onvoldoende bewijs is dat de voormalige camping op het recreatiepark een collectieve voorziening was. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep van [naam eiser 1] ongegrond is, en dat het bestreden besluit in stand blijft. De eisers krijgen het betaalde griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.