ECLI:NL:RBZWB:2023:4253

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
02-020591-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol en gebruik van vals rijbewijs

Op 23 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 juli 2021 betrokken was bij een verkeersongeval te Loon op Zand. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, veroorzaakte een ongeval waarbij zijn bijrijder, [slachtoffer01], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos rijgedrag, omdat hij met een snelheid van 60,5 kilometer per uur reed, terwijl de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. Bovendien had hij een vals rijbewijs gebruikt, wat leidde tot een bewezenverklaring van artikel 6 en artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het rijden onder invloed van alcohol, omdat het bloedonderzoek niet volgens de wettelijke vereisten was uitgevoerd, wat resulteerde in bewijsuitsluiting. De verdachte kreeg een taakstraf van 220 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij first offender was en zelf ook letsel had opgelopen door het ongeval.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/020591-22
vonnis van de meervoudige kamer van 23 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1993 te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] )
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01]
raadsvrouw mr. A. Huseinovic, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 24 juli 2021
een verkeersongeval heeft veroorzaakt, dat aan zijn schuld te wijten is en waarbij [slachtoffer01] (verder: [slachtoffer01] ) zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat verdachte gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt (feit 1), hij een voertuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van alcohol (feit 2), hij opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals rijbewijs (feit 3) en dat hij heeft gereden zonder dat hij daarvoor een rijbewijs had (feit 4).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair tenlastegelegde. Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte harder heeft gereden dan de toegestane snelheid ter plaatse van 50 kilometer per uur, dat hij onder invloed was van alcohol, dat het wegdek nat was en dat hij voorafgaand aan de bocht onvoldoende zijn snelheid heeft geminderd waardoor hij uit de bocht vloog en tegen een boom aan is gereden. Hierdoor heeft [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dit levert zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag op in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW). Zij acht op grond van het dossier ook de feiten 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 3 voert zij aan dat verdachte in ieder geval voorwaardelijk opzet heeft gehad op het gebruikmaken van een vals Tsjechisch rijbewijs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat het bloedonderzoek niet is uitgevoerd met inachtneming van het stelsel van strikte waarborgen zoals wordt vereist volgens de artikelen 12, 13, 16 en 17 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (verder: het Besluit). Er is sprake van onherstelbare vormverzuimen in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv), ten gevolge waarvan de resultaten van het bloedonderzoek dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Gelet hierop dient partiële vrijspraak van feit 1 te volgen en integrale vrijspraak van feit 2. Ten aanzien van feit 3 wordt eveneens vrijspraak bepleit, omdat de wetenschap van verdachte op het voorhanden hebben/afleveren van een vals rijbewijs ontbreekt. Voor wat betreft feit 4 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 24 juli 2021 rond 19:58 uur een eenzijdig verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de Kasteellaan in Loon op Zand. Bij dit ongeval was verdachte betrokken die als bestuurder in een personenauto reed, met [slachtoffer01] als bijrijder, komende uit de richting van het centrum van Loon op Zand en gaande in de richting van Tilburg. Op deze weg geldt een maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur. Het ongeval vond plaats in de bocht naar links, gezien vanuit de rijrichting van verdachte. Ongeveer 100 meter voor deze bocht staat het bord J3 waarmee wordt gewaarschuwd voor een scherpe bocht naar links. Ook staan in de bocht zelf de borden BB12r waarmee opnieuw wordt geattendeerd op een scherpe bocht.
In het kader van de toedracht van het ongeval kan worden vastgesteld dat verdachte op het moment van het ongeval onder invloed van alcohol was. Verdachte had tenminste vijf halve liters bier gedronken. Ook kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van het ongeval met een snelheid van maximaal 60,5 kilometer per uur heeft gereden en dus met een hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan. Tijdens het ongeval was het wegdek nat/vochtig. Als gevolg van deze omstandigheden is de auto van verdachte kort na de bocht in een slipbeweging geraakt. Hierdoor is de auto vervolgens uit de bocht gevolgen en tegen een boom aan gebotst. Door dit verkeersongeval heeft [slachtoffer01] lichamelijk letsel opgelopen. Tot slot kan op grond van het documentonderzoek worden vastgesteld dat verdachte in het bezit was van een vals rijbewijs en niet beschikte over een geldig rijbewijs.
Artikel 6 WVW
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de overtreding van artikel 6 WVW, is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Schuld is hier tenlastegelegd als roekeloosheid, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag. Om te beoordelen of er sprake is van schuld komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Onder invloed van alcohol
Verdachte wordt verweten dat hij ten tijde van het verkeersongeval onder invloed was van alcohol, te weten 0,9 milligram alcohol per milliliter bloed, en dus verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede, lid WVW. Uit het voorgaande blijkt dat verdachte ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol was. Hij heeft immers bekend in de middag voorafgaand aan het ongeval vijf tot zeven halve liters bier te hebben gedronken. De vraag is of ook het tenlastegelegde promillage kan worden vastgesteld.
Voor wat betreft het tenlastegelegde promillage overweegt de rechtbank het volgende.
Na het plaatsvinden van het ongeval is door de politie onderzocht of verdachte onder invloed van alcohol was. Daartoe heeft eerst een positieve ademtest plaatsgevonden en vervolgens een bloedonderzoek waaruit een resultaat van 0,9 milligram alcohol per milliliter bloed kwam.
Vervolgens dient de opsporingsambtenaar op grond van artikel 17 van het Besluit de verdachte binnen een week na ontvangst van het onderzoeksverslag schriftelijk in kennis te stellen van het resultaat van het bloedonderzoek en van het recht op tegenonderzoek. De in dit artikel genoemde plicht strekt ertoe de verdachte in een zo vroeg mogelijk stadium van de vervolging in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van zijn recht op tegenonderzoek. Deze plicht behoort tot het stelsel van strikte waarborgen waarmee het onderzoek als bedoeld in artikel 8 lid 5 WVW is omringd. De omstandigheid dat de verdachte niet in kennis is gesteld van het resultaat van het bloedonderzoek en het recht op tegenonderzoek, brengt (in de regel) met zich mee dat dat resultaat niet voor het bewijs kan worden gebezigd (vgl. Hoge Raad 22 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:92, Hoge Raad 26 mei 1987, ECLI:NL:PHR:1987:AD6605 en Hoge Raad 30 september 1980, ECLI:NL:PHR:1980:AD6552). Dat is slechts anders indien de verdachte er blijk van heeft gegeven van genoemd recht op een tegenonderzoek af te zien (vgl. ECLI:NL:HR:2000:AA6304).
Niet is gebleken dat verdachte een vertaling heeft ontvangen van het resultaat van het bloedonderzoek en het recht op tegenonderzoek, waardoor naar het oordeel van de rechtbank kan worden aangenomen dat hij niet van dit recht in kennis is gesteld. Op grond van het dossier kan evenmin worden vastgesteld dat verdachte duidelijk en ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van zijn recht op tegenonderzoek, nu niet bekend is hoe en onder welke omstandigheden verdachte afstand zou hebben gedaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet is voldaan aan de strikte waarborg neergelegd in artikel 17 van het Besluit. Hierdoor is er sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv, ten gevolge waarvan het resultaat van het bloedonderzoek niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Hierdoor kan de exacte hoeveelheid alcohol in het bloed van verdachte niet worden vastgesteld en spreekt de rechtbank verdachte van dat onderdeel vrij.
Schuldgradatie
Uit het voorgaande volgt dat verdachte in een scherpe bocht met een hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan heeft gereden terwijl het wegdek nat/vochtig was. Ondanks dat er via waarschuwingsborden wordt geattendeerd op de scherpe bocht en verdachte ter plaatse bekend was, heeft hij bij het benaderen van de scherpe bocht zijn snelheid onvoldoende geminderd. Daarbij beschikte verdachte niet over een geldig rijbewijs.
Uit het voorgaande is tevens gebleken dat verdachte zijn auto heeft bestuurd, terwijl hij onder invloed was van alcohol. Hoewel het gebruik van alcoholhoudende drank voorafgaand aan het besturen van een motorrijtuig op zich doorgaans onvoldoende is voor het oordeel dat sprake is van schuld in de zin van art. 6 WVW, is dit wel een omstandigheid die kan bijdragen aan dat oordeel.
In dit geval is de rechtbank van oordeel dat de combinatie van het feit dat verdachte onder invloed van alcohol zijn auto heeft bestuurd, naast het feit dat hij te hard heeft gereden en geen geldig rijbewijs had, van zodanig aard is dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval als bedoeld in artikel 6 van de WVW. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het alcoholgebruik de onvoorzichtigheid van verdachte in de hand gewerkt. De volgende vraag is welke mate van schuld het betreft.
De rechtbank is van oordeel dat de combinatie van al deze gedragingen een bijdrage hebben geleverd aan het ongeval en dat verdachte daardoor in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van hem als bestuurder van een auto mocht worden verwacht en de op hem rustende zorgplicht om gevaarzettende situaties te voorkomen, in aanzienlijke mate geschonden. Verdachte heeft door zijn alcoholgebruik en het gebrek aan een geldig rijbewijs zijn vermogens in het verkeer niet kunnen aanwenden, zoals dat in het algemeen van een bestuurder van een personenauto mag worden verwacht. De verkeerssituatie vroeg om extra alertheid, voorzichtigheid en voorzorgsmaatregelen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit verkeersgedrag van verdachte aan te merken als aanmerkelijk onvoorzichtig, als gevolg waarvan het ongeval is veroorzaakt. [slachtoffer01] heeft als gevolg van dit ongeval verwondingen opgelopen. Het causaal verband tussen het rijgedrag van verdachte en het ongeval is daarmee gegeven.
Letsel [slachtoffer01]
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, kunnen als algemene gezichtspunten worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel (ECLI:NL:HR:2018:1051). Uit de verklaring van [slachtoffer01] van 30 juli 2021 en de geneeskundige verklaring van 31 augustus 2021 blijkt dat [slachtoffer01] als gevolg van het ongeval een open breuk aan zijn rechter onderarm heeft opgelopen, waaraan hij geopereerd is en de geschatte genezingsduur drie tot zes maanden bedraagt. Gelet op de door de Hoge Raad gegeven gezichtspunten, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden en dus schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW, waardoor [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het primair tenlastegelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Hiervoor onder feit 1 heeft de rechtbank overwogen dat ten aanzien van het bloedonderzoek sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv, ten gevolge waarvan het resultaat van het bloedonderzoek niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Op grond daarvan spreekt de rechtbank verdachte vrij van feit 2.
Feit 3 en 4
Uit onderzoek van de politie naar het rijbewijs blijkt dat het document een compleet vals document betreft dat niet door of vanwege de autoriteiten van Tsjechië is afgegeven. Daarbij komt dat verdachte in Tsjechië, een land waar hij niet woonde of werkte, niet bij de Tsjechische autoriteiten, maar kennelijk bij een rijschool, een rijbewijs heeft verkregen. Deze gang van zaken, waarbij het gaat om het verwerven van een officieel document, is naar het oordeel van de rechtbank bijzonder ongebruikelijk en rechtvaardigt de conclusie dat verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het rijbewijs vals was.
Voorts is niet gebleken dat verdachte op 24 juli 2021 anderszins beschikte over een geldig rijbewijs, waardoor bewezen kan worden verklaard dat hij heeft gereden zonder in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs.
De rechtbank acht de feiten 3 en 4 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair
op 24 juli 2021 te Loon op Zand, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Kasteellaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig onder invloed van alcohol en zonder de beschikking over een geldig rijbewijs, door met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig te rijden,
- met een snelheid die hoger was dan de aldaar voor personenauto’s toegestane
maximum snelheid van 50 kilometer per uur, en
- waarbij hij, verdachte, onvoldoende zijn snelheid heeft geminderd bij het
benaderen van een scherpe bocht waarbij een botsing is ontstaan met een boom, ten gevolge waarvan aan [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel, te weten een open breuk aan de rechter onderarm werd toegebracht, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
3
op 24 juli 2021 te Loon op Zand opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals (Tsjechisch) rijbewijs – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte,
voornoemd rijbewijs heeft getoond aan verbalisanten ten behoeve van het
vaststellen van verdachtes identiteit en bestaande die valsheid of vervalsing hierin
dat:
- het rijbewijs qua detaillering en gebruikte productie/druk- en
beveiligingstechnieken niet overeen kwam met een origineel door de autoriteiten
van Tsjechië afgegeven document van dit model;
4
op 24 juli 2021 te Loon op Zand als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, Kasteellaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ten aanzien van de feiten 1, 2, en 3 aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 24 maanden. Zij houdt bij het bepalen van de strafeis rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de richtlijnen van Openbaar Ministerie. Gelet op de hoogte van deze geëiste straf, wordt voor de overtreding zoals tenlastegelegd onder feit 4 gevorderd te volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel (artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht).
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, wordt verzocht aan verdachte een taakstraf en/of een geldboete op te leggen. Bij het bepalen van de straf dient rekening gehouden te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zo is verdachte first offender, heeft hij zelf ook letsel opgelopen en heeft hij na het ongeval hulp aangeboden aan het slachtoffer. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is niet in het belang van verdachte, omdat hij hierdoor zijn werk zal verliezen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Zoals hiervoor overwogen, is verdachte onder invloed van alcohol als bestuurder van een auto, rijdend zonder rijbewijs en rijdend met een hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan uit de bocht gevlogen en in botsing gekomen met een boom, waardoor zijn passagier [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Deze gedragingen van verdachte hebben geresulteerd in aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag.
Dit terwijl verdachte naar eigen zeggen bekend was met de weg, het verkeersbord dat de scherpte van de bocht aanduidde heeft gezien en het wegdek vochtig was. Dit zijn omstandigheden waaronder extra voorzichtigheid geboden was. Daarmee heeft verdachte zich onvoldoende rekenschap gegeven van de verantwoordelijkheid die hij heeft als bestuurder van een motorvoertuig, niet alleen ten opzichte van andere verkeersdeelnemers maar ook voor zijn passagiers. Verdachte had als bestuurder de zorg voor de veiligheid van zijn bijrijder en had dan ook andere keuzes moeten maken. Bovendien is niet gebleken dat verdachte beschikte over enig geldig rijbewijs. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat verdachte in voldoende mate beschikte over de nodige praktische en theoretische kennis om een auto te besturen en om daarmee aan het verkeer deel te nemen. In combinatie met zijn getoonde rijgedrag vormde hij daarom een groot gevaar vormt op de weg, welk gevaar zich ook heeft verwezenlijkt.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat het ongeval ook gevolgen voor verdachte zelf heeft gehad. Door het ongeval heeft zijn kennis zwaar lichamelijk letsel opgelopen en verdachte zal moeten leven met de wetenschap dat dit zijn schuld is. Ook heeft verdachte zelf letsel aan onder meer zijn arm opgelopen, waardoor hij een aantal weken niet heeft kunnen werken.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor de bewezenverklaring van feit 1 volgt hieruit een taakstraf voor de duur van 160 uur en 18 maanden ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen. Op het opzettelijk gebruik maken van een vals rijbewijs, zoals bewezenverklaard onder feit 3, staat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat het feit bijna twee jaar geleden is en is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. Zij zal dit omzetten in een taakstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 220 uur en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 18 maanden passend en geboden. Deze straf doet naar het oordeel van de rechtbank recht aan de aard en ernst van het feit, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Voor de overtreding rijden zonder rijbewijs (feit 4) zal de rechtbank, zoals de wet voorschrijft, een aparte straf opleggen. De rechtbank zal hier echter volstaan met schuldigverklaring zonder straf. De omstandigheid dat verdachte zonder rijbewijs heeft gereden, heeft de rechtbank betrokken in de strafmaat voor het gehele feitencomplex.

7.Het beslag

De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot het voorwerp. Verder is het voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36b, 36c, 57, 62 en 231 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 107, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, primair:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet;
feit 3:opzettelijk gebruik maken van een vals identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht/identiteitsbewijs dat afgegeven is door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang;
feit 4: overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging t.a.v. feiten 1 en 3
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 220 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
110 dagen;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 18 maanden;
Strafoplegging t.a.v. feit 4
- bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd voor feit 4;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* Rijbewijs B, [nummer01] (goednummer: 2360547).
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. J.C. Gillesse en
mr. T. Kemper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 juni 2023.
Mr. Van Kralingen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.