In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 7 juni 2023, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beslissingen van de Belastingdienst/Toeslagen met betrekking tot de kinderopvangtoeslag over de jaren 2007 tot en met 2009 en het jaar 2013. Eiser stelde dat de Belastingdienst niet tijdig had beslist op zijn bezwaarschriften, ingediend op 20 oktober 2022. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst inderdaad niet binnen de wettelijk vereiste termijn had beslist, en dat eiser op 7 maart 2023 in gebreke had gesteld. De rechtbank bepaalde dat de Belastingdienst binnen twee weken na de uitspraak een nieuw besluit moest nemen, maar gaf in dit geval een termijn van acht weken om aan de verzoeken te voldoen, gezien de complexiteit van de zaak en het aantal te behandelen bezwaren.
Daarnaast werd er een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn overschreden wordt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank oordeelde dat de dwangsomregeling van toepassing was en dat de Belastingdienst een dwangsom had verbeurd. Eiser kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten van € 418,50 en het betaalde griffierecht van € 50,- werd vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 7 juni 2023, en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.