ECLI:NL:RBZWB:2023:3662

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
9540105 EL EXPL 21-16 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomsten tussen eiser en Dexia

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de onrechtmatige daad van Dexia Nederland B.V. centraal in relatie tot effectenleaseovereenkomsten die zijn afgesloten door eiser [eiser01]. De procedure is gestart op verzoek van partijen en betreft een tussenpersoonzaak waarbij eiser vorderingen heeft ingesteld tegen Dexia. Eiser heeft verschillende leaseovereenkomsten ondertekend, waarbij hij stelt dat hij door de tussenpersoon Spaar Select onjuist is geadviseerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door eiser als cliënt te accepteren, terwijl zij had moeten weten dat de tussenpersoon geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser toegewezen, waarbij Dexia is veroordeeld tot schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan Dexia opgelegd, terwijl de vordering van Dexia in reconventie is afgewezen. De uitspraak is gedaan op 30 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 9540105 EL 21-16
vonnis d.d. 30 maart 2023
inzake

1.[eiser in conventie01] ,

2. [eiser in conventie02] ,
beiden wonende [woonplaats01] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V..
Partijen worden hierna [eiser01] (in mannelijk enkelvoud) en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 november 2021;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties;
  • de rolmededeling van 16 juni 2022;
  • de akte van Dexia van 2 februari 2023;
  • de antwoordakte van [eiser01] van 2 maart 2023.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.2. De feiten

2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, Bank Labouchere en Legio Lease. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
2.2.
[eiser01] heeft de volgende leaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) ondertekend waarop [eiser01] als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[nummer01]
1-10-1998
Direct Rendement Effect
180 mnd
€ 44.459,15
II.
[nummer02]
27-11-1998
Altijd Doen Plan
36 mnd
€ 10.218,81
III.
[nummer03]
11-6-2001
4 = 10 Effect
120 mnd
€ 9.583,74
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
15-8-2006
€ 358,85
nvt
II.
28-11-2001
€ 1.027,59
nvt
III.
8-6-2011
- € 2.036,71
Ja
2.4.
Tussen partijen is ook een Direct Rendement Effect overeenkomst gesloten met contractnummer [nummer04] .
2.5.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiser01] op grond van de leaseovereenkomsten onder de nummers [nummer01] , [nummer02] en [nummer03] – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 21.388,94 aan maandtermijnen en een bedrag van € 2.036,71 wegens restschuld aan Dexia betaald. [eiser01] heeft € 4.715,46 aan dividenden ontvangen en Dexia heeft € 331,79 aan dividenden verrekend. Op 18 januari 2012 heeft Dexia een bedrag van € 1.387,82 aan [eiser01] uitgekeerd uit hoofde van de overeenkomst onder nummer [nummer03] , zijnde tweederde van de restschuld inclusief reeds verschenen rente.
2.6.
De gemachtigde van [eiser01] , Leaseproces, heeft bij brieven van 3 februari 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomsten ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[eiser01] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voorwaardelijk, voor zover Dexia bij antwoord de aanvraagformulieren en haar versie van de ondertekende overeenkomsten niet in het geding brengt, Dexia ex artikel 843a Rv zal veroordelen om een afschrift daarvan te verstrekken aan [eiser01] ,
2. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser01] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
3. voor recht zal verklaren dat [eiser01] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade te vergoeden,
4. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser01] van al datgene dat [eiser01] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
5. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser01] ,
6. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskosten, voor recht zal verklaren dat Dexia uit hoofde van de overeenkomsten onder de nummers [nummer01] , [nummer02] , [nummer03] en [nummer04] niets meer aan [eiser01] verschuldigd is, met veroordeling van [eiser01] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie

4.1
Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser01]
4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiser01] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade
en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring4.4. Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser01] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999/25 NR 1995 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eiser01] heeft de overeenkomsten met contractnummers [nummer01] , [nummer02] en [nummer03] met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Spaar Select. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten- als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn.
Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6.
Dexia stelt dat op basis van de door de Hoge Raad tot uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggingsdoelstellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die - wellicht geheel ten onrechte – door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).
4.7.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiser01] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiser01] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser01] . Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [eiser01] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser01] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.8.
[eiser01] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende: [eiser01] is op advies van twee financieel adviseurs van Spaar Select twee Direct Rendement Effect overeenkomsten, een Altijd Doen Plan en een 4=10 Effect overeenkomst aangegaan met Bank Labouchere. [eiser01] is ongevraagd telefonisch benaderd door Spaar Select. Tijdens dit telefoongesprek werd door de adviseur gevraagd aan [eiser01] om zijn financiële mogelijkheden te bespreken. [eiser01] stemde hiermee in. Tijdens verschillende huisbezoeken werd [eiser01] geadviseerd door meerdere adviseurs van Spaar Select, te weten [naam01] en [naam02] (hierna onder andere aangeduid als 'de adviseurs'). Tijdens het eerste gesprek met [naam01] kwam de financiële situatie [eiser01] ter sprake. Tevens kwam ter sprake dat [eiser01] binnenkort ging trouwen en in de nabije toekomst kinderen wilde. Dat maakte dat [naam03] op korte termijn minder wilde gaan werken. Daarnaast vroeg de adviseur naar de overige financiële wensen van [eiser01] gaf aan graag geld te willen sparen voor de toekomstige kinderen en voor een nieuwe auto. Op basis van de financiële gegevens en wensen heeft [naam01] in september 1998 geadviseerd een Direct Rendement Effect overeenkomst af te sluiten. [naam01] liet hierbij ook prognoses zien van de overeenkomst met enkel positieve resultaten. [naam01] is in november 1998 nogmaals bij [eiser01] thuis geweest om hem opnieuw van financieel advies te voorzien. [eiser01] had nog dezelfde financiële wensen en adviseur [naam01] was hier uiteraard van op de hoogte door het eerdere contact met [eiser01] De adviseur adviseerde om de eerste Direct Rendement Effect overeenkomst te beëindigen om vervolgens een Altijd Doen Plan af te sluiten. Dit was op grond van de financiële situatie en wensen ook een geschikte overeenkomst voor [eiser01] In 2001 is nogmaals contact opgenomen door Spaar Select, ditmaal door [naam02] . Ook [naam02] vroeg naar de financiële situatie en wensen van [eiser01] Op grond hiervan adviseerde de adviseur om een 4=10 overeenkomst af te sluiten. [eiser01] heeft de adviezen van de adviseurs opgevolgd.
4.9.
[eiser01] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van een visitekaartje, voorzien van het logo van Spaar Select, waarop vermeld staat:
“(…) [naam01] Financieel Adviseur (…)”.- een kopie van de overeenkomst van 1 oktober 1998 met contractnummer [nummer01] , voorzien van het adviseursnummer:
[nummer05] Spaar Select B.V.,
- een kopie van het aanvraagformulier voor het product ‘Altijd-Doen-Plan’ van 23 november 1998, waarop het logo van Spaar Select wordt vermeld en bij Spaar Select-kantoor is ingevuld:
“ [naam01] [plaats01] ATP [nummer05] ”,
- een kopie van de overeenkomst van 27 november 1998 met contractnummer [nummer02] , voorzien van het adviseursnummer:
[nummer05] Spaar Select B.V.,
- een polisoverzicht op het briefpapier van Spaar Select op naam van [naam03] , waarop onder andere de overeenkomst onder nummer [nummer01] staat vermeld,
- een kopie van een visitekaartje, voorzien van het logo van Spaar Select, waarop vermeld staat:
“(…) [naam02] Accountmanager (…)”
- een kopie van het aanvraagformulier voor het product ‘4 = 10 Effect’ van 5 juni 2001, waarop het logo van Spaar Select, [naam02] als adviseur en ATP nummer [nummer05] wordt vermeld,
- een kopie van de overeenkomst van 11 juni 2001 met contractnummer [nummer03] , voorzien van het adviseursnummer:
[nummer05] Spaar Select B.V., waarop een stempel is gezet met de tekst:
“ [bedrijf01] B.V. (…)”.
4.10.
Met deze stukken heeft [eiser01] voldoende onderbouwd dat steeds sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [eiser01] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen. Als onweersproken staat vast dat sprake is geweest van meerdere huisbezoeken door de adviseurs van de tussenpersoon. Voor zover Dexia stelt dat niet zeker is dat de visitekaartjes daadwerkelijk aan [eiser01] zijn overhandigd (en niet uit een ‘voorraad’ van Leaseproces komt) kan zij daarin niet worden gevolgd. Zowel de aanvraagformulieren als de overeenkomsten dragen ook de naam of initialen van deze adviseurs van Spaar Select, zodat er geen reden is om niet aan te nemen dat zij persoonlijk contact hebben gehad met [eiser01] en daarbij hun visitekaartjes overhandigd hebben. Zonder aanwijzingen van het tegendeel, die ontbreken, kan er dan vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon daarbij (ook) heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van [eiser01] . en aan de hand van die inventarisatie heeft geadviseerd de producten aan te schaffen. Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [eiser01] heeft Dexia, gelet op de hiervoor genoemde motiveringseisen, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat als vaststaand wordt aangenomen dat van een vergunningsplichtig advies door de tussenpersoon sprake is geweest. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders.
wetenschap Dexia
4.11.
[eiser01] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eiser01] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen, te minder nu [eiser01] genoegzaam heeft aangetoond dat de tussenpersoon zich in haar algemene naar buiten toe gerichte publicaties (zoals website, brochures, inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en dergelijke) profileerde als persoonlijk adviseur op maat.
4.12.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiser01] , had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomst met [eiser01] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomsten met [eiser01] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eiser01] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiser01] de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens [eiser01] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiser01] omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [eiser01] te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiser01]4.14. De door [eiser01] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser01] heeft gehandeld door [eiser01] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser01] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser01] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.15.
De als gevolg hiervan door [eiser01] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens de door Dexia overgelegde financiële overzichten waarvan de juistheid door [eiser01] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.16.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser01] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de voorwaardelijke vordering
4.17.
[eiser01] vordert Dexia ex artikel 843a Rv te veroordelen om [eiser01] een afschrift te verstrekken van de aanvraagformulieren en de ondertekende overeenkomsten. Uit het voorgaande volgt dat [eiser01] in het gelijk zal worden gesteld. Hij heeft dan ook geen belang meer bij afgifte in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen.
vordering van Dexia
4.18.
Gelet op de beoordeling in conventie wordt de vordering van Dexia met betrekking tot de overeenkomsten met nummer [nummer01] , [nummer02] en [nummer03] afgewezen. Met betrekking tot de overeenkomst onder nummer [nummer04] heeft [eiser01] onvoldoende gemotiveerd de vordering betwist, zodat deze zal worden toegewezen.
proceskosten
4.19.
Nu Dexia grotendeels in het ongelijk gesteld wordt zal zij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie, zoals hierna te melden. In reconventie ziet de kantonrechter aanleiding de kosten te compenseren.
4.20.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [eiser01] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [eiser01] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.
4.21.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia met betrekking tot de overeenkomsten onder de nummers [nummer01] , [nummer02] en [nummer03] onrechtmatig jegens [eiser01] heeft gehandeld door [eiser01] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser01] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser01] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.2.
veroordeelt Dexia om aan [eiser01] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.15.,
5.3.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening, aan de zijde van [eiser01] tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 119,21
b. griffierecht € 85,00
c. salaris gemachtigde
€ 660,00
€ 864,21
5.4.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiser01] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot voldoening aan dit vonnis, alsmede te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
in reconventie
5.5.
verklaart voor recht dat Dexia met betrekking tot de overeenkomst onder nummer [nummer04] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer verschuldigd is aan [eiser01] ,
5.6.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in conventie en reconventie
5.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. Van Walraven, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.