In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 7 januari 2022. De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd over het tijdvak van 11 juli 2020 tot en met 10 juli 2021, ter hoogte van € 1.674, en bij gelijktijdige beschikking een boete van hetzelfde bedrag opgelegd. De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2023 behandeld, waarbij belanghebbende niet ter zitting verscheen. De rechtbank heeft de afwijzing van het verdagingsverzoek van belanghebbende gegrond verklaard, omdat dit verzoek te laat was ingediend en de redenen voor verdaging onvoldoende gewichtig waren.
Belanghebbende, houder van een personenauto, heeft op 8 juni 2021 gebruik gemaakt van de openbare weg terwijl het kenteken van de auto geschorst was. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij het kenteken tijdig heeft willen ontschorsen. De rechtbank wijst erop dat er alternatieve manieren zijn om een kenteken te ontschorsen, en dat de vrijstelling van belasting niet van toepassing is, omdat de auto pas op 28 juli 2021 APK-gekeurd is.
De rechtbank concludeert dat de inspecteur de naheffingsaanslag en de boetebeschikking terecht heeft opgelegd. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de naheffingsaanslag en de boetebeschikking in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.