In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 mei 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018 opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.403. Na bezwaar is dit inkomen verlaagd tot € 46.998, en de revisierente tot € 8.768. De rechtbank behandelt de vraag of de inspecteur de aanslag en de revisierente terecht heeft vastgesteld. De belanghebbende, erfgename van haar overleden broer, had een lijfrenteproduct dat zij in 2018 volledig heeft afgekocht. De inspecteur had een saldoverklaring afgegeven waarin niet-afgetrokken premies werden vastgesteld op € 19.405. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de niet-afgetrokken premies correct heeft vastgesteld en dat de revisierente terecht is berekend. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet te hoge bedragen heeft vastgesteld en dat de aanslag IB/PVV 2018 in stand blijft. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht of vergoeding van proceskosten.