ECLI:NL:RBZWB:2023:3500
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van belastingaanslagen en verzuimboetes in het kader van pensioenverrekening
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2023, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die in beroep gaat tegen de belastingaanslagen en verzuimboetes opgelegd door de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelt de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur, die betrekking hebben op de aanslag inkomstenbelasting (IB) voor het jaar 2017 en navorderingsaanslagen voor de jaren 2018 tot en met 2020. De inspecteur had aan de belanghebbende een aanslag IB opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.467, en had belastingrente en een verzuimboete opgelegd voor het niet tijdig indienen van de aangifte voor het jaar 2018.
De rechtbank onderzoekt of de inspecteur terecht geen aftrek heeft verleend voor het gedeelte van de pensioenuitkering dat de belanghebbende aan zijn ex-echtgenote heeft betaald. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de volledige pensioenuitkering terecht in de heffing heeft betrokken, omdat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de ex-echtgenote een zelfstandig vermogensrecht heeft verkregen. De rechtbank oordeelt dat de boete en belastingrentebeschikkingen ook terecht zijn opgelegd, omdat de belanghebbende niet tijdig aangifte heeft gedaan, ondanks meerdere uitnodigingen en aanmaningen van de inspecteur.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat de aanslagen en boetes in stand blijven. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van belastingplichtigen om tijdig aangifte te doen en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen.