4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.3.2.1
Het gebruik van de EncroChatberichten
De rechtbank is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie van oordeel dat niet gebleken is van enige onrechtmatigheid en strijd met Europees recht zodat de EncroChatdata gebruikt kunnen worden voor het bewijs.
4.3.2.2
Identificatie gebruikers PGP-toestellen
Met betrekking tot de identiteit van de in het dossier voorkomende gebruikers van EncroChatberichten overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II volgt dat diverse verdachten gebruik hebben gemaakt van PGP-toestellen. Daarbij werd gebruik gemaakt van de berichtendienst van EncroChat onder nicknames. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 6] gebruik heeft gemaakt van de [alias 2] , [medeverdachte 7] van de [alias 3] en [medeverdachte 1] van de [alias 4] .
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat diverse verdachten in het onderzoek Jackson eveneens gebruik hebben gemaakt van PGP-toestellen en van de berichtendienst van EncroChat onder nicknames. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] gebruik heeft gemaakt van de [alias 5] , [medeverdachte 4] van de [alias 6] , [medeverdachte 3] van de [alias 7] , [medeverdachte 8] van de [alias 8] en [medeverdachte 5] ten slotte van de [alias 9] .
Dat (onderling) gewisseld werd van telefoons of dat telefoons werden overgedragen aan anderen zodat van exclusief gebruik geen sprake was, is de rechtbank uit het dossier niet gebleken. Hierover is door de diverse verdachten ook in het geheel niet verklaard.
4.3.2.3
Onderzoek Barreda
4.3.2.3
De invoer van 6 kilogram cocaïne
De rechtbank is op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte ] zich schuldig hebben gemaakt aan de invoer van 6 kilogram cocaïne.
Uit EncroChatberichten blijkt dat het aanvankelijk de bedoeling was dat 30 stuks van het [naam schip 1] gepakt zouden moeten worden. Vervolgens zou het gaan om “6 blokke”. Uit een chatbericht van 29 april 2020 volgt dat [medeverdachte 1] 6 stuks heeft gepakt waarbij ook de naam “ [verdachte ] ” en “ [alias 1] ” is genoemd. Uit een later bericht van 10 mei 2020 volgt dat [medeverdachte 1] en “ [verdachte ] ” niet betaald zijn voor “die 6 die door hen gepakt zijn”.
[verdachte ] heeft weliswaar niet deelgenomen aan die chatgesprekken, maar er wordt over hem gesproken, gezien de verwijzingen naar zijn voornaam [verdachte ] en de term ‘ [alias 1] ’, hetgeen straattaal is voor Hollander. Daarbij is van belang dat het de rechtbank uit het onderzoek Jackson bekend is dat de naam “ [verdachte ] ” volgens de openbare bron
Nederlandse Voornamenbank (knaw.nl)in 2017 minder dan 5 keer voorkomt en verdachte ook werkzaam is in de haven van Vlissingen.
De EncroChatberichten vinden steun in bevindingen met betrekking tot informatie die afkomstig is van de Douane Rotterdam waaruit blijkt dat op 27 april 2020 het [naam schip 1] is afgemeerd in de Bijleveldhaven te Vlissingen en op 29 april 2020 richting zee is vertrokken. Steun voor de betrokkenheid van deze verdachten is voorts te vinden in de opgevraagde personeelslijst, waaruit blijkt dat zowel [medeverdachte 1] als [verdachte ] op 29 april 2020 werkzaam waren als VTBIBO, Vorkheftruck binnenboord. Daar komt nog bij dat de gsm van [verdachte ] in de avond van 28 april 2020 een zendmast heeft aangestraald op de [woonadres 2] , zijnde het woonadres van [medeverdachte 1] . Een verklaring voor zijn bezoek aan [medeverdachte 1] juist op dat moment is door [verdachte ] of [medeverdachte 1] niet gegeven. Ook ten aanzien van de inhoud van de chatberichten hebben verdachten zich op hun zwijgrecht beroepen evenals op het punt dat zij in elkaars telefoon als contact staan.
De rechtbank is verder met de officieren van justitie van oordeel dat, ondanks dat de partij van 6 kilogram cocaïne niet is aangetroffen, genoegzaam vaststaat dat handelingen zijn verricht die zagen op het invoeren van cocaïne, met name gelet op het versluierde taalgebruik in de chats en het gebruik van de woorden bijzetten en blokken en ook gelet op de omstandigheid dat [verdachte ] , zoals hierna zal worden overwogen ten aanzien van het onderzoek Jackson, eveneens betrokken is bij de invoer van 50 kilogram cocaïne kort vóór de invoer van 6 kilogram cocaïne.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte ] dit feit tezamen hebben gepleegd. De rechtbank wijst in dit kader ook onder meer op de chatberichten van 10 mei 2020 waarin [medeverdachte 1] heeft aangegeven dat hij en [verdachte ] “voor die 6” nog geen centen hebben gehad. Naar het oordeel van de rechtbank duidt dit erop dat beiden een rol hebben gehad bij de invoer van deze partij cocaïne.
Gelet op de bewijsmiddelen en op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank, anders dan door de verdediging is gesteld, van oordeel dat geen sprake is van één bron. In zoverre treft dat verweer dan ook geen doel.
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de chatgesprekken meerdere bewijsmiddelen opleveren, nu het gaat om (meerdere) gesprekken met verschillende gebruikers van Encrochat en over verschillende onderwerpen.
4.3.2.4
Onderzoek Jackson
4.3.2.4
De invoer van 50 kilogram cocaïne
Op grond van de bewijsmiddelen is het volgende vast komen te staan.
Op 7 april 2020 heeft de [naam schip 2] aangelegd bij [bedrijf] waarna dit schip op 8 april 2020 naar de kade bij Supermaritime is gevaren. Blijkens de werklijsten van Supermaritime Nederland waren op die dag [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] , [verdachte ] en [medeverdachte 2] ingedeeld voor de [naam schip 2] . [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] stonden daarbij ‘PL WAL’ (ploeg wal) en [medeverdachte 5] was ingedeeld voor ‘VT WAL’ (vorkheftruck wal). [verdachte ] was die dag ingedeeld als ‘VT BIBO’ (vorkheftruck binnenboord).
Met betrekking tot de partij van 50 kilogram cocaïne heeft een eerste chatcontact plaatsgevonden op 31 maart 2020. Op die datum bericht [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 2] dat ‘onze boot met 50 stuks erop op 7 april komt’. Kort vóór aankomst van de boot vonden ook chatgesprekken plaats tussen de [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] met betrekking tot deze boot, over onder meer de aankomst van de boot en of zij het gereedschap en de telefoon al hebben. Het is vervolgens [medeverdachte 8] geweest die een dag voor aankomst van de boot aan [medeverdachte 4] heeft gevraagd of hij nog spullen moest halen. Er bleken nog telefoons en gereedschap nodig te zijn die door [medeverdachte 8] gehaald werden. Wat voor gereedschap nodig was had de onbekend gebleven gebruiker van de [alias 10] doorgegeven aan [medeverdachte 4] . Op dezelfde dag heeft [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 3] gezegd dat ze alle spullen al voorbereid hadden, hetgeen [medeverdachte 3] op 7 april 2020 ook weer aan [medeverdachte 5] heeft laten weten. Blijkens chatberichten tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 8] is er een dag eerder een bijeenkomst geweest, waarbij [medeverdachte 4] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aanwezig zijn geweest. Hierbij zou alles worden besproken en gereedschap aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] worden gegeven. Uit de chats kan voorts worden afgeleid dat de partij cocaïne voorzien was van een GPS-signaal. Op 7 en 8 april 2020 vinden er chats plaats tussen enerzijds [medeverdachte 4] en [alias 10] en anderzijds [medeverdachte 4] en [alias 8] . [alias 8] informeert bij [medeverdachte 4] of er al iets te zien is met de GPS. [medeverdachte 4] antwoordt hem dat het ruim geïsoleerd is en je pas signaal hebt als de wand open gaat. [alias 8] is daardoor kennelijk gerustgesteld. Dat het ook daadwerkelijk om 50 kilogram gaat, volgt uit een bericht van “ [alias 10] ” aan [medeverdachte 4] . Aangegeven is dat de uithaalgroep meegedeeld kan worden dat het om 25 pakketten van 2 kilo gaat, 50 stuks maar verpakt per 2 kilo en de tassen zijn er al bij gestopt.
Intussen werd tussen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] gecommuniceerd wie welke dienst had. Allen stonden ploeg wal, alleen [verdachte ] stond “vt bibo”, hij kon als noodgeval worden gebruikt.
Ook werden telefoonnummers uitgewisseld tussen [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Op 8 april 2020 is vervolgens door [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 8] gezegd dat de [naam schip 2] onderweg was naar super, de rechtbank begrijpt: Supermaritime . Op de dag van aankomst bij Supermaritime is er gecommuniceerd of de GPS nog steeds oke is en dat er pas weer signaal is als de ruimen opengaan.
Kort daarna, op 9 april 2020, heeft [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 3] gezegd dat [roepnaam] om 21 uur bij hem ‘pap’ zou komen halen. Uit de bewijsmiddelen zoals hierna opgenomen blijkt dat met [roepnaam] [medeverdachte 2] wordt bedoeld. Hoe de verdeling van betaling exact is gegaan volgt uit een contact tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op 9 april 2020 om 15.17 uur. Uit een chatbericht van 9 april 2020 van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 4] blijkt dat de betaling aan hem, [medeverdachte 3] , en [roepnaam] ( [medeverdachte 2] ) ‘58.535’ zou moeten zijn en dat [alias 1] , straattaal voor Nederlander, ‘33.125’ zou moeten krijgen. De exacte berekening is gemaakt door [medeverdachte 4] .
Ongeveer een week later gaf [medeverdachte 4] ook aan dat ze binnen 24 uur weg waren, in één keer voor 26, waarbij het ging om de blokken waarover [medeverdachte 2] in de chat aangeeft dat zij die hebben gepakt.
De rechtbank stelt op grond van de voorhanden zijnde chatberichten vast dat de verdachten in de periode van 31 maart 2020 tot en met 9 april 2020 veelvuldig contact met elkaar hebben gehad via encrypted telefoons over het uithalen van een partij van 50 kilogram cocaïne uit de [naam schip 2] . Deze zat verstopt in de wand van het schip. Daarbij hebben de [medeverdachte 4] en [medeverdachte 8] een faciliterende rol gehad en de verdachten [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte ] een uitvoerende rol. Het zijn deze vier verdachten die ervoor gezorgd hebben dat de partij van boord is gehaald. [medeverdachte 8] heeft daarbij voor de telefoons en het gereedschap gezorgd en [medeverdachte 4] is onder meer verantwoordelijk geweest voor de eerste communicatie met betrekking tot deze partij en voor de uitbetaling van de zogenoemde uithalers.
Met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte ] bij de onderhavige partij cocaïne wijst de rechtbank in het bijzonder nog op chatberichten tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] welke op 29 april 2020 hebben plaatsgehad. Daarbij wordt gesproken over het uithalen van ‘die 6’, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank duidt op het uithalen van 6 kilogram cocaïne in de periode van 27 tot en met 29 april 2020 (onderzoek Barreda). Uit de chatberichten volgt dat zij niet blij waren met de omstandigheid dat [verdachte ] ook werkzaam was voor de groep van [medeverdachte 1] . In de chatgesprekken is daarbij onder meer aangegeven “Bro, die [alias 1] moet je zeggen dat hij niet met die andere mag werken”, “Hij heb laatst voor de 1e x voor ons gepakt” en “die [alias 1] komt strx bijmij op gesprek K ga em bedrijge met gannoe”. Ook [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] spreken erover dat [verdachte ] is aangepakt voor die 6 stuks en dat ze het voortaan met z’n drieën doen. [verdachte ] is altijd plan B. Gelet op deze berichten acht de rechtbank vaststaan dat [verdachte ] de 50 kilo mee heeft uitgehaald en dat hij wordt bedoeld met [alias 1] die daarvoor € 33.125,- betaald zou krijgen.
Het leidt in de opvatting van de rechtbank geen twijfel dat sprake is geweest van cocaïne, ook al is ten aanzien van dit feit niet daadwerkelijk cocaïne aangetroffen.
Daarbij wijst de rechtbank in dit kader in het bijzonder op de bewoordingen die in de diverse chatgesprekken zijn gebruikt. Onder meer is in de chats gesproken over ‘blokken’. Daarnaast is in verband met de hierna te bespreken partij van 40 kilo cocaïne in chats besproken dat er stalen knikkers in de blokken zaten waarop wordt gesproken over verrekenen en terugdeclareren. [alias 8] maakt daarbij de opmerking: ‘die knikker, die kun je niet opsnuiven, dat is geen coke’. Het dossier bevat ook diverse afbeeldingen van blokken. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat cocaïne ook daadwerkelijk wordt verpakt in blokken zoals die ook op de afbeeldingen voorkomen. Verder wijst het bedrag dat blijkens berichten is betaald voor de blokken eveneens op het feit dat het om cocaïne ging.
Door één van de raadslieden is in dit kader nog gewezen op een arrest van de Hoge Raad van 15 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1300 (het zogeheten Kokosnoten-arrest). Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, treft dit verweer geen doel. Anders dan de verdediging is de rechtbank ten slotte van oordeel dat sprake is van medeplegen. De rechtbank stelt daarbij voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en gelet op de bewijsmiddelen als hierna opgenomen is de rechtbank van oordeel dat ieders rol in de keten duidelijk en voldoende is voor het aannemen van een nauwe en bewuste samenwerking.
Gelet op de hierna opgenomen bewijsmiddelen wordt het verweer dat het bewijs afkomstig is uit slechts één bron, verworpen. De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de chatgesprekken meerdere bewijsmiddelen opleveren, nu het gaat om (meerdere) gesprekken met verschillende gebruikers van EncroChat en over verschillende onderwerpen.
4.3.2.4.2
Het bezit van 1026 gram hennep
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen zoals hierna opgenomen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte 1026 gram hasjiesj voorhanden heeft gehad. De rechtbank wijst daarbij in het bijzonder op het proces-verbaal van bevindingen ter inbeslagneming, op de onderzoeksresultaten van de politie en op de verklaring van [getuige] . De verdediging heeft zich ter zake dit feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.