ECLI:NL:RBZWB:2023:2564
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) en de deskundigheid van de hertaxateur
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 april 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank behandelt de feiten en omstandigheden rondom de aangifte van belanghebbende, die op 14 mei 2019 een Bpm-aangifte deed voor een [automerk] met een verschuldigd bedrag van € 1.078. De inspecteur had de naheffingsaanslag verminderd na een gegrond verklaard bezwaar, maar belanghebbende was van mening dat de schade onvoldoende was meegenomen in de taxatie.
De rechtbank oordeelt dat de hertaxateur deskundig en onafhankelijk is, en dat de inspecteur zijn standpunt op een toelaatbare wijze heeft onderbouwd. De rechtbank wijst erop dat de bewijslast voor de schade bij belanghebbende ligt en dat deze niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van meer dan normale gebruiksschade. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af, omdat de behandeling binnen de redelijke termijn heeft plaatsgevonden. De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep ongegrond is en dat belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.