ECLI:NL:RBZWB:2023:2462
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van naheffingsaanslagen parkeerbelasting door de rechtbank
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2023, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende uit Duitsland die bezwaar heeft gemaakt tegen twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Breda. De naheffingsaanslagen, gedateerd op 19 maart 2021, zijn opgelegd omdat de auto van de belanghebbende op 7 en 12 oktober 2020 geparkeerd stond zonder dat de juiste parkeerbelasting was voldaan. De heffingsambtenaar verklaarde de bezwaren van de belanghebbende niet-ontvankelijk, wat leidde tot het indienen van beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar aanvankelijk de bezwaren niet-ontvankelijk verklaarde omdat het bezwaarschrift buiten de termijn zou zijn ontvangen. Echter, na intern onderzoek bleek dat het bezwaarschrift tijdig was verzonden, maar niet op de juiste afdeling was aangekomen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar zijn standpunt heeft gewijzigd, maar de naheffingsaanslagen in stand heeft gelaten.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd, omdat de auto op de aangegeven data geparkeerd stond zonder dat de parkeerbelasting was voldaan. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond, vernietigt de uitspraken op bezwaar en voorziet zelf in de zaken door de bezwaren ongegrond te verklaren. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan de belanghebbende.