ECLI:NL:RBZWB:2023:2367
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de naheffingsaanslag Bpm en schadeverleden van een motorrijtuig
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 april 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 8.135, met een belastingrentebeschikking van € 164. Belanghebbende had eerder een bedrag van € 9.759 aan Bpm voldaan voor de registratie van een motorrijtuig, waarbij een taxatierapport was overgelegd dat schade van € 14.920 vermeldde. De rechtbank heeft de zaak op 22 maart 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat deze verminderd dient te worden. Belanghebbende betoogde dat de hertaxateur niet onafhankelijk was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de schade. De rechtbank concludeert dat de inspecteur zijn standpunt op een toelaatbare wijze heeft onderbouwd en dat de hertaxateur deskundig en objectief was. De rechtbank stelt vast dat de historische bruto Bpm € 59.411 bedraagt en dat de naheffingsaanslag moet worden vastgesteld op € 7.498.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op een schadevergoeding van € 2.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de naheffingsaanslag, waarbij de inspecteur ook moet zorgen voor vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende.