ECLI:NL:RBZWB:2023:2283

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1995
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet na overschrijding van het toegestane verblijf in het buitenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, een echtpaar, en het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren (verweerder). De zaak betreft de herziening en terugvordering van een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet. Orionis had op 27 januari 2022 besloten om de bijstandsuitkering van eisers terug te vorderen over de periode van 19 tot en met 26 december 2021, omdat eiseres langer dan de wettelijk toegestane 28 dagen in het buitenland verbleef. In het bestreden besluit van 25 februari 2022 verklaarde Orionis de bezwaren van eisers gedeeltelijk gegrond, maar handhaafde de terugvordering voor de genoemde periode. Tijdens de zitting op 17 februari 2023 werd het beroep van eisers behandeld, waarbij zij werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde.

De rechtbank overwoog dat eiseres op 4 maart 2000 was gehuwd en op 16 februari 2022 was gescheiden. Eiseres verbleef in Egypte vanwege het overlijden van haar vader op 19 december 2021. Orionis stelde dat eiseres de wettelijk toegestane periode van verblijf in het buitenland had overschreden, wat leidde tot het verlies van recht op bijstand. Eisers voerden aan dat Orionis het evenredigheidsbeginsel had geschonden en dat eiseres geen verwijt kon worden gemaakt voor haar verblijf in het buitenland. De rechtbank oordeelde dat Orionis terecht had besloten tot herziening en terugvordering, maar constateerde een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. Dit gebrek werd echter gepasseerd omdat eisers niet benadeeld waren.

De rechtbank concludeerde dat de terugvordering van de bijstandsuitkering rechtmatig was, omdat de eisers te veel bijstand hadden ontvangen. Het beroep werd ongegrond verklaard, en Orionis werd opgedragen het griffierecht aan eisers te vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de besteding van gemeenschapsgeld en de belangen van bijstandsontvangers af te wegen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1995 PW

uitspraak van 31 maart 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] (eiser) en [naam eiseres] (eiseres), te [plaatsnaam] ,

hierna gezamenlijk aangeduid als eisers,
gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en

het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 27 januari 2022 (primair besluit) heeft Orionis de bijstandsuitkering van eisers op grond van de Participatiewet teruggevorderd over de periode van 19 december 2021 tot en met 26 december 2021.
In een besluit van 25 februari 2022 (bestreden besluit) heeft Orionis de bezwaren van eisers tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 17 februari 2023. Eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Orionis werd vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
1. Eisers zijn gehuwd op 4 maart 2000 en op 16 februari 2022 gescheiden. Op 20 december 2021 heeft de dochter van eiseres doorgegeven dat haar moeder in Egypte verblijft in verband met het overlijden van haar vader op 19 december 2021, en dat zij zo snel mogelijk zal terugkeren. Na contact met Orionis heeft eiseres afschriften van vliegtickets overgelegd.
In het primaire besluit heeft Orionis de bijstandsuitkering van eisers teruggevorderd over de periode van 19 december 2021 tot en met 26 december 2021 op grond van artikel 58, tweede lid, onder e, van de Participatiewet, omdat eiseres langer dan de toegestane duur van 28 dagen in het buitenland heeft verbleven.
In het bestreden besluit heeft Orionis de bezwaren van eisers tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard, in die zin dat de herziening en terugvordering niet ziet op het recht op bijstand van eiser, maar enkel op het recht op bijstand van eiseres over de betreffende 8 dagen. Orionis heeft het recht op bijstand daarbij herzien over de periode van 19 december 2021 tot en met 26 december 2021 op grond van artikel 54, derde lid, tweede volzin, van de Participatiewet. Orionis heeft de ten onrechte verleende bijstand teruggevorderd met toepassing van artikel 58, tweede lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Het eerder vastgestelde terugvorderingsbedrag van € 535,75 wordt gecorrigeerd met een bedrag van € 188,90 en een bedrag van € 9,94 aan vakantietoeslag.
Standpunt van Orionis
2. Volgens Orionis is terecht overgegaan tot herziening en terugvordering. Eiseres is in een brief van 29 juli 2021 toestemming verleend om van 1 tot en met 15 augustus 2021 in het buitenland te verblijven. Daarbij is aangegeven dat eiseres in het jaar 2021 nog 14 dagen met behoud van uitkering naar het buitenland mocht gaan. Door van 4 december 2021 tot en met 26 december 2021 opnieuw in het buitenland te verblijven heeft eiseres de wettelijk toegestane 28 dagen per kalenderjaar overschreden met 8 dagen. Zij heeft hierdoor geen recht op bijstand gedurende de periode 19 december tot en met 26 december 2021.
Het standpunt van eisers
3. Volgens eisers heeft Orionis het evenredigheidsbeginsel geschonden, en is ten onrechte niet in de afweging betrokken dat eiseres geen verwijt kan worden gemaakt van haar langere verblijf in het buitenland. Orionis heeft terecht de bijstand die eiser heeft ontvangen over de periode van 19 tot en met 26 december 2021 niet meer teruggevorderd. Orionis heeft echter op onjuiste wijze inkomsten betrokken bij de berekening van het terugvorderingsbedrag door uit te gaan van de bijstandsnorm omgerekend naar één persoon (eiseres) en 8 dagen, in plaats van uit te gaan van het daadwerkelijk uitgekeerde bedrag aan bijstand in december 2021 (bijstandsnorm min inkomsten) en dat bedrag om te rekenen naar één persoon en 8 dagen.
Relevante wettelijke bepalingen
4. De relevante wettelijke bepalingen in deze zaak zijn opgenomen in een bijlage, die is gehecht aan deze uitspraak.
Bewijslastverdeling
5. Een besluit tot herziening en terugvordering van een bijstandsuitkering is een voor de betrokkene belastend besluit. Dit brengt mee dat het aan Orionis is om de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en omstandigheden en dat op hem de bewijslast rust ten aanzien van de vraag of is voldaan aan de voorwaarden voor herziening en terugvordering van het recht op bijstand. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 23 november 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:2939).
Was Orionis bevoegd om over te gaan tot herziening en terugvordering?
6. Niet in geschil is dat eiseres van 4 december 2021 tot en met 26 december 2021 in het buitenland verbleef, en dat zij daarmee de wettelijk toegestane 28 dagen per kalenderjaar met 8 dagen heeft overschreden. De wetgever heeft degene die per kalenderjaar langer dan vier weken buiten Nederland verblijft namelijk uitgesloten van het recht op bijstand in artikel 13, eerste lid aanhef en onder e, van de Participatiewet. De reden van het verblijf in het buitenland is daarbij niet relevant (zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 28 juli 2020, ECLI: NL:CRVB:2020:1661, en 12 mei 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1083). Een uitzondering op dit uitgangspunt kan zich voordoen als sprake is van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet. Gesteld noch gebleken is dat hiervan sprake is. Gezien het voorgaande had eiseres geen recht op bijstand gedurende de periode van 19 december tot en met 26 december 2021. Orionis was daarom op grond van artikel 54, derde lid, tweede volzin, en artikel 58, tweede lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet, bevoegd tot herziening en terugvordering van de over deze periode aan eiseres verleende bijstand.
Uitoefening van de bevoegdheid tot herziening en terugvordering?
7. Voornoemde bevoegdheid tot herziening en terugvordering betreft een discretionaire bevoegdheid die Orionis niet moet, maar kan uitoefenen. Daarbij dient Orionis de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af te wegen. Eisers hebben in bezwaar ook een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank stelt vast dat Orionis in het bestreden besluit echter niet kenbaar heeft gemotiveerd waarom aan het belang bij herziening en terugvordering van de ten onrechte verleende bijstand meer gewicht is toegekend dan aan het belang van eisers. Aan het bestreden besluit kleeft daarom een motiveringsgebrek. De rechtbank zal dit gebrek echter met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeren, omdat aannemelijk is dat eisers daardoor niet zijn benadeeld. Zoals hierna wordt overwogen, leidt toetsing aan het evenredigheidsbeginsel namelijk niet tot een ander besluit.
8. Met betrekking tot het beroep van eisers op het evenredigheidsbeginsel overweegt de rechtbank dat dit beginsel bepaalt dat de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285) een kader geformuleerd voor de toetsing van op een discretionaire bevoegdheid berustende besluiten aan het evenredigheidsbeginsel. De CRvB sluit zich in de uitspraak van 11 oktober 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:2207) hierbij aan. De wijze van toetsing aan het evenredigheidsbeginsel is afhankelijk van een veelheid aan factoren en verschilt daarom van geval tot geval. Geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid spelen daarbij een rol, maar de toetsing daaraan zal niet in alle gevallen op dezelfde wijze (kunnen) plaatsvinden. De intensiteit van de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel wordt bepaald door onder meer de aard en de mate van de beleidsruimte van het bestuursorgaan, de aard en het gewicht van de met het besluit te dienen doelen en de aard van de betrokken belangen en de mate waarin deze door het besluit worden geraakt. Naarmate die belangen zwaarder wegen, de nadelige gevolgen van het besluit ernstiger zijn of het besluit een grotere inbreuk maakt op fundamentele rechten, zal de toetsing intensiever zijn. De ratio van het evenredigheidsbeginsel is ook niet zozeer het in het algemeen tegengaan van nadelige gevolgen van besluitvorming, maar het voorkomen van onnodige nadelige gevolgen.
Volgens de hiervoor aangehaalde uitspraak van de CRvB heeft Orionis – bij de uitoefening van de bevoegdheid van artikel 58, tweede lid, sub a, van de Participatiewet – relatief veel beslissingsruimte. Uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling blijkt namelijk dat de wetgever de hier van toepassing zijnde discretionaire bevoegdheid heeft gegeven omdat gemeentes zelf, gelet op de financiële stimulans door het beslag op de eigen gemeentelijke middelen en gelet op de eigen beleidsruimte, een goede afweging kunnen maken wanneer van terugvordering kan worden afgezien. Deze beslissingsruimte geldt eveneens voor de bevoegdheid van artikel 54, derde lid, tweede volzin, van de Participatiewet. Voor de financiële gevolgen van een besluit tot terugvordering als gevolg van de herziening geldt dat deze gevolgen zich in het algemeen pas voordoen als daadwerkelijk tot invordering wordt overgegaan. In dat kader hebben betrokkenen als schuldenaar bescherming, of kunnen zij deze zo nodig inroepen, van de regels over de beslagvrije voet. Deze aspecten, mede in aanmerking genomen de hoogte van het teruggevorderde bedrag, leiden ertoe dat de rechtbank in deze zaak minder intensief aan het evenredigheidsbeginsel toetst.
Naar het oordeel van de rechtbank is het doel van de terugvordering de goede besteding van gemeenschapsgeld. Omdat bijstand moet toekomen aan de personen die het nodig hebben en er recht op hebben, en Orionis het voor bijstand beschikbare budget maar één keer kan besteden, moet zorgvuldig worden omgegaan met de besteding ervan. Dit is een gerechtvaardigd doel. In dit geval hebben eisers teveel bijstand ontvangen doordat eiseres langer in het buitenland heeft verbleven dan wettelijk toegestaan. Herziening en terugvordering van het teveel aan ontvangen bijstand is een geschikt en noodzakelijk middel om voornoemd gerechtvaardigde doel te bereiken. De door eisers aangevoerde omstandigheid dat eiseres niet kan worden verweten dat zij de begrafenis van haar vader wilde bijwonen kan niet meebrengen dat het voor eisers financieel nadelige gevolg van de terugvordering onevenredig is in verhouding tot het te dienen doel. De begrafenis ziet namelijk enkel op de aanleiding of reden van het langere verblijf in het buitenland, en heeft geen betrekking op de gevolgen van de bestreden terugvordering. Eisers hebben verder niet onderbouwd waarom sprake zou zijn van onevenwichtigheid, en de rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding om daartoe te concluderen.
Op grond van het voorgaande slaagt het beroep op het evenredigheidsbeginsel niet.
9. Met betrekking tot de hoogte van het terugvorderingsbedrag overweegt de rechtbank als volgt. Blijkens de berekening van dit bedrag in het bestreden besluit en de nadere toelichting van Orionis ter zitting is het recht van eisers op bijstand berekend door eerst de bijstand over de dagen van de maand december 2021 te bepalen (ten aanzien van eiser over de hele maand en ten aanzien van eiseres over 1 tot en met 18 december en 27 tot en met 31 december), waarna de daadwerkelijke inkomsten van eiser daarop in mindering zijn gebracht. Het verschil tussen dit recht op bijstand en de daadwerkelijk uitbetaalde bijstand wordt teruggevorderd. De rechtbank ziet in wat eisers hierover hebben aangevoerd geen aanleiding om deze berekeningswijze onjuist te achten. De rechtbank merkt daarbij op dat voornoemd verschil en daarmee het terugvorderingsbedrag niet enkel is veroorzaakt door het feit dat eiseres 8 dagen geen recht op bijstand had, maar eveneens door de hogere inkomsten van eiser dan waarmee bij de uitbetaling van de bijstand in december 2021 rekening is gehouden.
Conclusie en gevolgen
10. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat Orionis in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot herziening en terugvordering van aan eisers verleende bijstand op de wijze waarop hij heeft gedaan. Het beroep is ongegrond.
11. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. Gelet op het in rechtsoverweging 7 geconstateerde gebrek moet Orionis het griffierecht aan eisers vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt Orionis op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 31 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: relevante wettelijke bepalingen

Op grond van artikel 11, eerste lid, van de Participatiewet heeft iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, recht op bijstand van overheidswege.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de Participatiewet heeft geen recht op bijstand degene die per kalenderjaar langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland dan wel een aaneengesloten periode van langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland.
Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet kan Orionis, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van onder meer artikel 13 van de Participatiewet, bijstand verlenen aan een persoon die geen recht op bijstand heeft indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
Op grond van artikel 54, derde lid, tweede volzin van de Participatiewet kan Orionis, onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand, een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Op grond van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet kan Orionis de kosten van bijstand terugvorderen voor zover de bijstand, anders dan in geval van schending van de inlichtingenverplichting, ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend. Op grond van het achtste lid kan Orionis, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, geheel of gedeeltelijk van terugvordering afzien