ECLI:NL:RBZWB:2023:2160

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
9977579 CV EXPL 22-2122 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de reikwijdte van een vaststellingsovereenkomst en finale kwijting in een civiele procedure

In deze civiele procedure tussen Watercompany B.V. en Leen Bakker Nederland B.V. staat de uitleg van een vaststellingsovereenkomst centraal. Watercompany vordert betaling van een factuur van € 15.145,00, terwijl Leen Bakker zich beroept op finale kwijting die in de vaststellingsovereenkomst is overeengekomen. De partijen hebben sinds 2015 een contractuele relatie, waarbij Leen Bakker koffieapparaten en waterkoelers van Watercompany afnam. Na een geschil over de opzegging van de overeenkomsten, hebben partijen op 17 en 22 februari 2022 een vaststellingsovereenkomst ondertekend, waarin Leen Bakker een schikkingsbedrag van € 53.521,84 heeft betaald.

De kantonrechter oordeelt dat de finale kwijting die in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen ook betrekking heeft op de factuur waarvan betaling door Watercompany wordt gevorderd. De uitleg van de vaststellingsovereenkomst dient te geschieden aan de hand van de Haviltex-maatstaf, waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden van het geval en de bedoeling van partijen. De rechter concludeert dat de voorwaarden voor finale kwijting zijn voldaan, omdat Leen Bakker het schikkingsbedrag tijdig heeft betaald en de apparaten heeft ingeleverd, ondanks dat dit niet binnen de gestelde termijnen gebeurde.

De vordering van Watercompany wordt afgewezen, en Watercompany wordt veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter benadrukt dat de tekst van de vaststellingsovereenkomst door beide partijen is opgesteld en dat de bedoeling was om een definitieve regeling te treffen voor alle geschillen tussen partijen. De uitspraak bevestigt het belang van duidelijke afspraken in contracten en de noodzaak om voorwaarden expliciet vast te leggen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 9977579 \ CV EXPL 22-2122
Vonnis van 29 maart 2023
in de zaak van
WATERCOMPANY B.V.,
te Oudenbosch,
eisende partij,
hierna te noemen: Watercompany,
gemachtigde: mr. H.J. Geurts,
tegen
LEEN BAKKER NEDERLAND B.V.,
te Raamsdonksveer,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Leen Bakker,
gemachtigden: mrs. T. Mimpen en K. van Laar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 oktober 2022
- de brief van 24 januari 2023 met producties 9 tot en met 11 van Watercompany
- de akte overlegging productie van 30 januari 2023 met productie 12 van Leen Bakker
- de mondelinge behandeling van 10 februari 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en de bij die gelegenheid overgelegde spreekaantekeningen van beide partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staan de volgende voor deze procedure relevante feiten vast:
- Watercompany en Leen Bakker hebben sinds 2015 een contractuele relatie onderhouden, welke inhield dat Leen Bakker van Watercompany koffieapparaten afnam op basis van bruikleenovereenkomsten met de verplichting om koffie af te nemen van Watercompany in bepaalde minimale volumes en waterapparaten afnam op basis van huur- of koopovereenkomsten met daarbij een serviceovereenkomst.
- Op 30 september 2021 heeft Leen Bakker telefonisch aangegeven de overeenkomsten te willen opzeggen, waarna partijen met elkaar in geschil zijn geraakt.
- Bij e-mail van 27 januari 2022 schrijft de gemachtigde van Leen Bakker, voor zover hier relevant, het volgende:
“Alhoewel cliënte haar eerder genomen standpunten nog steeds handhaaft, geeft cliënt er sterk de voorkeur aan het geschil eens en voor altijd af te doen. In dat kader is zij bereid de zaak te schikken tegen betaling van een compensatie van het eerder door u genoemde bedrag ad € 53.521,84. Cliënte is bereid dit bedrag te voldoen, zonder dat daar producten tegenover staan.”
- Het geschil is beslecht middels ondertekening van een vaststellingsovereenkomst op 17 en 22 februari 2022. In deze vaststellingsovereenkomst staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…)
A. “Watercompany en Leen Bakker onderhouden al jaren een contractuele relatie waarbij Leen Bakker en aan haar verbonden ondernemingen van Watercompany koffieapparaten en waterkoelers afnemen. Deze diverse overeenkomsten worden gemakshalve gezamenlijk aangeduid als “Overeenkomst(en). (…)
C. Vanaf 30 september 2020 hebben Partijen een geschil over de tussen hen gesloten
Overeenkomst en de telefonische opzegging daarvan door Leen Bakker (hierna: Geschil).
Onder het Geschil valt niet de uitvoering van de bestelling die Leen Bakker heeft geplaatst bij Watercompany op 16 december2021 onder [ordernummer 1] en [ordernummer 2] (voor topping en/of cacao). (…)
F. Partijen hebben echter overeenstemming bereikt over de voorwaarden waaronder zij het
Geschil met een minnelijke regeling finaal zouden willen beslechten; (…)
2. Leen Bakker betaalt aan Watercompany een totaalbedrag van € 53.521,84 te vermeerderen met btw. De factuur voor het betreffende bedrag is opgenomen in Bijlage 1.
Het genoemde bedrag zal door Leen Bakker aan Watercompany zijn voldaan binnen 14
(veertien) dagen nadat deze VSO tot stand is gekomen. (…)
8. Onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat Leen Bakker tijdig en volledig aan de voorwaarden van artikel 2 tot en met artikel 7 heeft voldaan:
a. eindigt de Overeenkomst die met Watercompany is gesloten voor de levering en/of het onderhoud voor een koffieapparaat en/of een waterkoeler op de dag waarop Watercompany het respectievelijke Apparaat heeft opgehaald;
b. eindigen alle tussen Partijen bestaande overeenkomsten inzake de levering van
koffieapparaten en waterkoelers op het moment dat het laatste Apparaat door Watercompany is opgehaald.
Indien Leen Bakker niet tijdig en/of volledig aan de voorwaarden van artikel 2 tot en met 7
voldoet, heeft dat tot het gevolg dat de Overeenkomsten genoemd onder a en b niet eindigen op het daar aangegeven moment, maar - met alle verplichtingen – doorlopen voor de overeengekomen duur. Het voorgaande geldt uitdrukkelijk niet wanneer Leen Bakker niet tijdig en/of volledig aan de voorwaarden van artikel 2 tot en met 7 kon voldoen door toedoen van Watercompany dan wel het niet tijdig en/of volledig aan de voorwaarden van artikel 2 tot en met 7 kunnen voldoen een gevolg is van (onvoorziene) omstandigheden die niet aan Leen Bakker kunnen worden toegerekend.
9. Met het volledig en deugdelijk voldoen aan de verplichtingen zoals bepaald in artikel 2 tot en met 7 verlenen Partijen elkaar over een weer, voor zover nodig mede namens de aan hen gelieerde vennootschappen, finale kwijting terzake het Geschil. Er zullen aldus – los van hetgeen hiervoor is uiteengezet - geen aanvullende kosten in rekening worden gebracht. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de uitvoering van de bestelling van 16 december 2021 met [ordernummer 1] en [ordernummer 2] niet onder de werking van deze VSO valt. Deze bestelling wordt uitgevoerd. (…)”
- Als Bijlage 1 van de vaststellingsovereenkomst is de factuur van 17 februari 2022 van de schikking met als omschrijving “Schikking Leen Bakker” ten bedrage van
€ 53.521,48 exclusief BTW en € 64.761,43 inclusief BTW opgenomen met een betaaltermijn van 30 dagen en als vervaldatum 19 maart 2022.
- In haar e-mail van 25 maart 2022 schrijft Watercompany aan Leen Bakker, voor zover thans van belang, het volgende:
“(…) We hebben geconstateerd dat Leen Bakker diverse betalingen nog niet heeft verricht, inclusief de betaling op basis van de door Leen bakker met ons gesloten vaststellingsovereenkomst. Bijgaand kan u een overzicht vinden van de onderstaande posten in ons systeem per 24/03/2022 voor Leen Bakker. In totaal gaat het over een bedrag van 93.415,58 EUR in het voordeel van Watercompany BV. Wij zouden u vriendelijk willen verzoeken om een en ander in uw administratie na te zien en alsnog tot betaling over te gaan. Graag ontvangen wij de betaling 1 april 2022.
Verder zouden wij ook willen aangeven dat de onderstaande apparaten nog niet retour zijn gekomen cfr onze afspraak. Zouden we hiervoor nog een afspraak kunnen maken om de ophaling te regelen volgende week? (…)”
- Leen Bakker heeft het schikkingsbedrag van € 64.761,43 inclusief BTW op 28 maart 2022 betaald.
- Bij e-mail van 5 april 2022 heeft de gemachtigde van Watercompany Leen Bakker gesommeerd tot betaling van onder meer factuur 1326515 ten bedrage van € 15.145,00 exclusief BTW (hierna: de Factuur) met als omschrijving “Vriesdroog koffie instant intense red Strong), Premium topping (80% melkpoeder) 750 G, Tasty cacao (14% magere cacaopoeder) 1000 G”. Leen Bakker is niet tot betaling van de Factuur overgegaan.
- Leen Bakker heeft de ontbrekende apparaten (drie stuks) op 11 april 2022 afgeleverd.

3.Het geschil

3.1.
Watercompany vordert - samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: Leen Bakker te veroordelen tot betaling van € 15.145,00 te vermeerderen met BTW en vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de vijftiende dag na de datum van de betrokken factuur althans vanaf de dag van dagvaarding althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede tot betaling van een bedrag van € 962,45 aan buitengerechtelijke (incasso)kosten, met veroordeling van Leen Bakker in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt Watercompany - kort gezegd - het volgende. Zij vordert betaling van de Factuur ten bedrage van € 15.145,00. Volgens Watercompany geldt de in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen finale kwijting niet voor bestelling 1326515. Deze bestelling was al uitgevoerd en maakte geen deel uit van de regeling in de vaststellingsovereenkomst. De vaststellingsovereenkomst had betrekking op een geschil over de tussen partijen gesloten overeenkomst en de telefonische opzegging daarvan door Leen Bakker. De Factuur viel buiten het “Geschil” zoals gedefinieerd in de vaststellingsovereenkomst, omdat het geschil alleen betrekking had op kort gezegd het ter beschikking stellen van waterkoelers en koffieapparaten en de minimale afname van koffie en niet op andere leveringen. Het geschil had niets te maken met enige door Leen Bakker gedane en door Watercompany uitgevoerde bestelling. De bestelling van 16 december 2021 met [ordernummer 1] en [ordernummer 2] was nog niet uitgevoerd en moest wel in de vaststellingsovereenkomst worden opgenomen. Subsidiair stelt Watercompany dat niet aan de voorwaarden voor finale kwijting is voldaan, omdat Leen Bakker de afspraken in de vaststellingsovereenkomst niet tijdig en deugdelijk is nagekomen. Zij heeft het schikkingsbedrag te laat betaald en heeft de apparaten te laat ingeleverd, zodat geen sprake is van finale kwijting. De woorden “aanvullende kosten” in artikel 9 zagen op het risico dat apparatuur met schade zou worden ingeleverd (door afkoppelen/vervoer), hiervoor wilde Leen Bakker geen extra kosten betalen; dit zijn voor Watercompany kosten (reparatiekosten), aldus Watercompany.
3.3.
Leen Bakker voert verweer. Leen Bakker concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Watercompany, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Watercompany, met voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Watercompany in de kosten van deze procedure en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.4.
Leen Bakker betwist dat zij gehouden is om de Factuur te betalen, omdat partijen in de vaststellingsovereenkomst finale kwijting zijn overeengekomen en hierbij geen voorbehoud is gemaakt voor betaling van deze factuur. Zij verwijst hiertoe naar punt F van de vaststellingsovereenkomst waarbij partijen met een minnelijke regeling hun geschil finaal hebben willen beslechten. De Factuur valt binnen de reikwijdte van de vaststellingsovereenkomst. Watercompany vond het belangrijk om twee andere facturen expliciet buiten de reikwijdte van de finale kwijting te laten vallen. Deze facturen zijn uiteindelijk vermeld in de vaststellingsovereenkomst. Hiermee bevestigt Watercompany expliciet dat andere facturen binnen de reikwijdte van de finale kwijting vallen en daarmee niet voor betaling in aanmerking komen. Indien Watercompany betaling van de Factuur wilde, had het op haar weg gelegen om dit vast te leggen in de vaststellingsovereenkomst. De woorden “niets meer van elkaar te vorderen” betekenen hetzelfde als finale kwijting. Watercompany heeft haar waarheidsplicht geschonden door te verwijzen naar de e-mail van 27 januari 2022 “zonder dat daar producten tegenover staan”. In artikel 9 van de vaststellingsovereenkomst wordt verwezen naar “aanvullende kosten”. Dit ziet op schade als gevolg van het inleveren van de apparaten. Leen Bakker erkent dat zij het schikkingsbedrag pas op 28 maart 2022 heeft betaald, hetgeen niet conform de in de vaststellingsovereenkomst genoemde termijn is geweest, maar voert aan dat Watercompany haar een nadere termijn tot 1 april 2021 heeft gesteld waaraan zij heeft voldaan. Ditzelfde geldt volgens Leen Bakker ook voor de drie apparaten die later zijn afgeleverd. Dit betekent dat Leen Bakker de verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst wel volledig en deugdelijk is nagekomen. Voor zover dit anders zou zijn, dan stelt Leen Bakker dat het beroep op het ontbreken van finale kwijting wegens het niet tijdig betalen in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen twisten over de vraag of de finale kwijting die zij zijn overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst ook ziet op de Factuur waarvan thans betaling door Watercompany wordt gevorderd.
4.2.
De uitleg van de vaststellingsovereenkomst dient te geschieden aan de hand van de zogeheten Haviltex-maatstaf. Deze maatstaf houdt in dat de vraag hoe in een schriftelijk contract, zoals de vaststellingsovereenkomst, de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij deze uitleg heeft de rechter rekening te houden met alle bijzondere omstandigheden van het gegeven geval. Voorts geldt dat in praktisch opzicht de taalkundige betekenis van de bewoordingen, gelezen in de context van het contract als geheel, bij de uitleg van groot belang zal zijn (onder meer HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 en HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427). Verder komt bij de uitleg betekenis toe aan de aard van de overeenkomst, de wijze van totstandkoming ervan, de vraag of partijen werden bijgestaan door (juridisch) deskundige raadslieden, en de overige bepalingen ervan (zie HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4909 en HR 19 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3178).
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat het hier gaat om een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit artikel bepaalt dat partijen zich, ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, bij een vaststellingsovereenkomst jegens elkaar binden aan een vaststelling daarvan, bestemd om ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mocht afwijken. Mede tegen die achtergrond geldt dat de bewoordingen van de vaststellingsovereenkomst erop wijzen dat daarmee is beoogd een definitieve en allesomvattende regeling te treffen ten aanzien van alle mogelijk tussen partijen bestaande geschillen. Zo is onder F expliciet opgenomen
"Partijen hebben echter overeenstemming bereikt over de voorwaarden waaronder zij het Geschil met een minnelijke regeling finaal zouden willen beslechten” waarbij onder C een omschrijving van het Geschil is gegeven, te weten
“Vanaf 30 september 2020 hebben Partijen een geschil over de tussen hen gesloten
Overeenkomst en de telefonische opzegging daarvan door Leen Bakker (hierna: Geschil).
Onder het Geschil valt niet de uitvoering van de bestelling die Leen Bakker heeft geplaatst bij Watercompany op 16 december2021 onder [ordernummer 1] en [ordernummer 2] (voor topping en/of cacao)”.Over de betekenis van de “Overeenkomst” is onder A het volgende vermeld:
“Watercompany en Leen Bakker onderhouden al jaren een contractuele relatie waarbij Leen Bakker en aan haar verbonden ondernemingen van Watercompany koffieapparaten en waterkoelers afnemen. Deze diverse overeenkomsten worden gemakshalve gezamenlijk aangeduid als “Overeenkomst(en)”.
4.4.
Vast staat dat de huidige tekst van de vaststellingsovereenkomst door de gemachtigden van beide partijen is opgesteld, waarbij de eerste versie van de gemachtigde van Watercompany BV afkomstig was. Nu het hier om een commercieel contract gesloten tussen twee professionele partijen gaat, waarbij zij ook nog werden bijgestaan door juridische professionals, zal de kantonrechter zoveel mogelijk aansluiten bij de tekst van de vaststellingsovereenkomst. Uit het feit dat in de vaststellingsovereenkomst een voorbehoud is gemaakt voor twee bestellingen van toppings en/of cacao leidt de kantonrechter af dat de vaststellingsovereenkomst niet alleen ziet op (het geschil van partijen met betrekking tot) de overeenkomst voor de afname van koffieapparaten en waterkoelers, maar ook op de overeenkomst(en) met betrekking tot de afname van onder meer koffie, toppings en cacao ten behoeve van de koffieapparaten. Partijen hebben een regeling getroffen met de bedoeling om het geschil finaal te beslechten. Daarbij zijn zij een bedrag overeengekomen dat Leen Bakker aan Watercompany zou betalen ter beslechting van hun geschil, waarbij er een voorbehoud is gemaakt voor twee bestellingen voor toppings en/of cacao die nog geleverd moesten worden. Beide partijen waren ten tijde van ondertekening van de vaststellingsovereenkomst op de hoogte van de Factuur en dat deze door Leen Bakker nog niet was betaald. Indien en voor zover Watercompany van mening was dat ook deze factuur was uitgezonderd van de finale kwijting, had het op haar weg gelegen om dat met zoveel woorden bij haar aanbod om de zaken te schikken te vermelden en dit voorbehoud op te nemen in de vaststellingsovereenkomst. Dit geldt temeer omdat dit voorbehoud voor de twee hierboven genoemde bestellingen wel is gemaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter ziet de finale kwijting daarom wel op de Factuur. Uit de e-mail van de gemachtigde van Leen Bakker van 27 januari 2022 dat “producten” buiten de schikking zouden vallen kan niet worden opgemaakt dat dit anders is, omdat Watercompany zelf heeft gesteld dat de verwijzing naar “producten” in deze e-mail zag op de onderhandelingen tussen partijen over het “afkopen” van de overeenkomst door het afnemen van producten. Met het tekenen van een vaststellingsovereenkomst mocht Leen Bakker er op grond van de in de vaststellingsovereenkomst opgenomen finale kwijting van uitgaan dat er, behoudens de in de vaststellingsovereenkomst gemaakte afspraken en de bestellingen waarvoor een voorbehoud was gemaakt, geen verdere verplichtingen jegens Watercompany meer zouden bestaan.
4.5.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of aan de voorwaarden van finale kwijting is voldaan.
4.6.
In artikel 9 van de vaststellingsovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat zij met het volledig en deugdelijk voldoen aan de verplichtingen zoals bepaald in artikel 2 tot en met 7 elkaar over en weer finale kwijting terzake het geschil verlenen. In artikel 2 is opgenomen dat het bedrag van € 53.521,84 (te vermeerderen met btw) dient te zijn voldaan binnen veertien dagen nadat de vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen. Vaststaat dat Leen Bakker niet binnen deze termijn van veertien dagen heeft betaald. Ook is niet in geschil dat Leen Bakker niet alle apparaten binnen de daarvoor in artikel 7 van de vaststellingsovereenkomst vermelde termijn heeft ingeleverd. De vraag is of Leen Bakker daarmee volledig en deugdelijk heeft voldaan aan de verplichtingen van artikel 2 en 7 van de vaststellingsovereenkomst. Daarmee komt het aan op de uitleg van artikel 9. De kantonrechter constateert dat in artikel 8 van de vaststellingsovereenkomst tijdigheid specifiek is opgenomen, terwijl dit in artikel 9 niet is gebeurd, hetgeen een aanwijzing is dat het tijdig voldoen aan de verplichtingen geen voorwaarde is voor het verlenen van finale kwijting. Ook het feit dat op de factuur voor de betaling van het schikkingsbedrag een betalingstermijn van 30 dagen is opgenomen door Watercompany wijst hierop. Daarnaast heeft Watercompany aan Leen Bakker na het verstrijken van de betalingstermijn van 30 dagen een nadere termijn tot 1 april 2022 gegeven om tot betaling van het schikkingsbedrag over te gaan en gevraagd om in overleg te treden om alle nog ontbrekende apparaten gereed te stellen. Leen Bakker heeft vervolgens het schikkingsbedrag op 28 maart 2022 betaald en op 11 april 2022 de ontbrekende apparaten gereed gesteld. Gelet op deze gang van zaken concludeert de kantonrechter dat het tijdig betalen van het schikkingsbedrag en het tijdig inleveren van de apparaten kennelijk geen harde eis voor partijen was. Indien dat wel het geval was geweest, hadden partijen de eis van tijdigheid ook in artikel 9 van de vaststellingsovereenkomst opgenomen en had Watercompany bij de factuur voor het schikkingsbedrag een betalingstermijn van veertien dagen gehanteerd. Niet in geschil is dat Leen Bakker het volledige schikkingsbedrag heeft betaald en alle apparaten op een deugdelijk manier heeft ingeleverd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft zij daarmee voldaan aan de voorwaarden voor het verlenen van finale kwijting. Dit betekent dat Leen Bakker niet gehouden is om de Factuur te betalen.
4.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de kantonrechter de vordering van Watercompany afwijzen. De overige stellingen en verweren behoeven verder geen bespreking meer.
4.8.
Watercompany is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Leen Bakker als volgt vastgesteld: salaris gemachtigde € 792,00 (2 punten x € 396,00).
4.9.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Watercompany niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van Leen Bakker aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. De nakosten zullen worden begroot conform landelijk beleid tot een half salarispunt (met een maximum van € 132,00), zijnde een bedrag van € 132,00. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningkosten van het vonnis indien het vonnis na de hiervoor genoemde termijn is betekend.
4.10.
De wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zal, conform lokaal beleid, worden toegewezen als in het dictum vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Watercompany af,
5.2.
veroordeelt Watercompany in de proceskosten, aan de zijde van Leen Bakker tot dit vonnis vastgesteld op € 792,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Watercompany om aan Leen Bakker te betalen de nakosten, welke voorwaardelijk worden begroot op € 132,00 voor het geval dat Watercompany gedurende veertien dagen na aanschrijving door Leen Bakker niet heeft voldaan aan de bij dit vonnis uitgesproken veroordeling, te vermeerderen met de betekeningkosten van het vonnis indien het vonnis na die termijn is betekend, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.