In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van de Belastingdienst beoordeeld. De ontvanger had het verzoek om vergoeding van invorderingsrente op grond van artikel 28c van de Invorderingswet afgewezen, wat door de rechtbank werd bevestigd. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende geen recht heeft op vergoeding van invorderingsrente, omdat de teruggaaf van voorbelasting niet voortkwam uit een recht dat in strijd met het Unierecht was geheven. De rechtbank legt uit dat de ontvanger de teruggaaf heeft verleend op basis van een discretionaire bevoegdheid, en dat de nationale regels niet in strijd zijn met het Unierecht. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van in strijd met Unierecht geheven belasting, waardoor de aanspraak op rentevergoeding niet kan worden toegewezen. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.