ECLI:NL:RBZWB:2023:1723
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenplicht
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking en terugvordering van de aan haar uitgekeerde algemene en bijzondere bijstand en individuele inkomenstoeslag over de periode van 31 mei 2017 tot en met 31 maart 2020. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda had op 12 april 2021 het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 8 juli 2020 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2023 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen. Namens het college was mr. A.J.W.M. Mutsaers aanwezig. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.
Eiseres had op 3 mei 2017 een bijstandsuitkering aangevraagd, die met ingang van 31 mei 2017 werd toegekend. Vanwege onduidelijkheid over de alimentatie die eiseres ontving voor haar dochter, startte het college een rechtmatigheidsonderzoek. Eiseres stelde dat zij de inlichtingenplicht niet had geschonden, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet alle relevante informatie had verstrekt. Eiseres had erkend alimentatie te hebben ontvangen die niet was ingehouden op haar uitkering, wat een schending van de inlichtingenplicht opleverde.
De rechtbank concludeerde dat het college aannemelijk had gemaakt dat eiseres niet voldeed aan de inlichtingenverplichting. Eiseres had geen melding gemaakt van haar inkomsten uit een onderneming en haar verblijf in het buitenland, wat ook als schending van de inlichtingenplicht werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de bijstandsuitkering en de terugvordering van € 36.450,72 terecht waren, omdat eiseres niet had aangetoond dat zij recht had op bijstand. Het beroep werd ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.