ECLI:NL:RBZWB:2023:1133

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
19/538 e.v.
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens ontbreken procesbelang na ontbinding van belanghebbende

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De rechtbank beoordeelt de beroepen van de belanghebbende tegen verschillende uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting voor de jaren 2011 tot en met 2015, alsmede tegen navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2012, 2013 en 2014. Tijdens de zitting op 9 februari 2023 is gebleken dat de belanghebbende op 26 juni 2020 is ontbonden, omdat er geen baten meer aanwezig waren. Dit is vastgesteld aan de hand van een uittreksel van de Kamer van Koophandel, dat door de inspecteur is overgelegd.

De rechtbank overweegt dat door de ontbinding van de belanghebbende, deze niet langer procesbelang heeft bij de beroepen. Volgens artikel 2:19 van het Burgerlijk Wetboek is de rechtspersoon opgehouden te bestaan en is er geen verzoek tot heropening van de vereffening gedaan. Hierdoor is de belanghebbende niet herleefd en kan zij de aanslagen niet betwisten of betalen. De rechtbank concludeert dat het procesbelang aan de beroepen is komen te ontvallen, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van de beroepen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar gemaakt. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de beroepen van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank niet verder ingaat op de inhoudelijke bezwaren van de belanghebbende.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 19/538 tot en met 19/546
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 9 februari 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende], gevestigd in [plaats], belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
De bestreden uitspraken op bezwaar
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de volgende uitspraken op bezwaar:
  • De uitspraken van de inspecteur van 18 december 2018 op de bezwaren van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslagen omzetbelasting (OB) voor de jaren 2011 tot en met 2015, alsmede de bij gelijktijdige beschikking opgelegde boeten en in rekening gebrachte heffings- en belastingrente (aanslagnummers eindigend op: F01.1501, F01.2502, F01.3502, F01.4501, F01.5502);
  • De uitspraak van de inspecteur van 25 januari 2019 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslag OB voor het jaar 2014, alsmede de bij gelijktijdige beschikking opgelegde boete en in rekening gebrachte belastingrente (aanslagnummer eindigend op: F014502);
  • De uitspraak van de inspecteur van 18 december 2018 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde navorderingsaanslag vennootschapsbelasting (Vpb) voor het jaar 2012 alsmede de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente (aanslagnummer [aanslagnummer]27.0112);
  • De uitspraak van de inspecteur van 18 december 2018 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde aanslag Vpb voor het jaar 2013 alsmede de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente (aanslagnummer [aanslagnummer]36.0112);
  • De uitspraak van de inspecteur van 18 december 2018 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde aanslag Vpb voor het jaar 2014 alsmede de bij gelijktijdige beschikking opgelegde verzuimboete en in rekening gebrachte belastingrente (aanslagnummer [aanslagnummer]46.0112);
Zitting
De rechtbank heeft de beroepen op 9 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur [inspecteur], [inspecteur], [inspecteur] en [inspecteur].
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

1.Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

2.Gronden

2.1.
Ter zitting heeft de inspecteur een uittreksel van de Kamer van Koophandel overgelegd. Hieruit blijkt dat op 19 augustus 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel is geregistreerd dat belanghebbende met ingang van 26 juni 2020 is opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig waren.
2.2.
De rechtbank overweegt dat belanghebbende door haar ontbinding, bij gebrek aan baten, is opgehouden te bestaan ingevolge artikel 2:19, eerste en vierde lid, van het BW. Van een verzoek tot heropening van de vereffening is niet gebleken, ook niet met het oog op de onderhavige procedure, zodat belanghebbende niet is herleefd ingevolge artikel 2:23c, eerste lid, van het BW. Bovendien is niet gebleken van het bestaan van een aan de ontbonden rechtspersoon toekomende bate welke aanleiding zou kunnen zijn de vereffening te heropenen. In dat geval staat vast dat de rechtspersoon ten name van wie de aanslag is vastgesteld, de aanslag niet zal betwisten en evenmin zal betalen. [1] De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat het procesbelang aan de beroepen is komen te ontvallen door de ontbinding van belanghebbende.
2.3.
Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen niet-ontvankelijk verklaard.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, en mr. drs. M.H. van Schaik en mr. D.A. Hage, rechters, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier op 9 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 18 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ4910.