Op 10 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak van 16 maart 2021, waarin het beroep van [gemachtigde] namens [belanghebbende] niet-ontvankelijk was verklaard wegens het ontbreken van een machtiging. [gemachtigde] heeft op 23 april 2021 verzet aangetekend tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 29 november 2021 is [gemachtigde] gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke machtiging was overgelegd bij het beroepschrift en dat [gemachtigde] eerder op dit verzuim was gewezen. De rechtbank oordeelt dat het aan de indiener van het beroep is om te voldoen aan de ontvankelijkheidseisen en dat het verzuim niet in verzet kan worden hersteld. De rechtbank verklaart het verzet ongegrond en wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af, omdat de redelijke termijn niet is overschreden. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.