ECLI:NL:RBZWB:2022:8086
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om teruggaaf van dividendbelasting over boekjaren 2012/2013, 2013/2014 en 2014/2015
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de teruggaaf van dividendbelasting voor de boekjaren 2012/2013, 2013/2014 en 2014/2015. De belanghebbende, een in het Verenigd Koninkrijk gevestigd beleggingsfonds, had verzocht om teruggaaf van de ingehouden dividendbelasting op basis van het argument dat zij vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (fbi). De inspecteur van de Belastingdienst had dit verzoek afgewezen, wat leidde tot een beroepsprocedure bij de rechtbank.
De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om teruggaaf terecht was. De Hoge Raad had eerder bepaald dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door het feit dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat zij voldeed aan de dooruitdelingseis, die vereist is voor het verkrijgen van de teruggaaf. Dit leidde tot de conclusie dat de beroepen ongegrond moesten worden verklaard.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de belanghebbende en de inspecteur in de gelegenheid gesteld om te reageren op relevante jurisprudentie van de Hoge Raad, maar heeft uiteindelijk besloten dat het onderzoek ter zitting achterwege kon blijven.