ECLI:NL:RBZWB:2022:7991
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding en schadevergoeding in WAO-zaak
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 december 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om proceskostenvergoeding en schadevergoeding in het kader van de WAO. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.W. van de Wege, had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, dat zijn WAO-uitkering ongewijzigd had voortgezet. Het UWV had op 6 mei 2020 het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard, waarna verzoeker in beroep ging. Tijdens de zitting op 1 april 2021 werd het onderzoek geschorst om een verzekeringsarts te laten reageren op een rapport van een revalidatiearts. Uiteindelijk heeft het UWV op 7 juli 2022 het bestreden besluit ingetrokken en verzoeker als 100% arbeidsongeschikt erkend, waarna verzoeker zijn beroep introk en om proceskostenvergoeding vroeg.
De rechtbank oordeelde dat het UWV in de proceskosten moest worden veroordeeld, omdat het UWV tegemoet was gekomen aan het beroep van verzoeker. De rechtbank stelde de proceskostenvergoeding vast op € 2.062,76, inclusief kosten voor rechtsbijstand en deskundige. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat verzoeker recht had op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, die was vastgesteld op € 1.000,-. De rechtbank verdeelde de schadevergoeding tussen het UWV en de Staat der Nederlanden, waarbij het UWV € 100,- en de Staat € 900,- moest vergoeden aan verzoeker. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.