Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het procesverloop
- de vader, bijgestaan door mr. R.G.J. van Kerkhof;
- de moeder.
1.De feiten
2.Het verzoek
3.Het standpunt van de belanghebbende
4.De beoordeling
Het hof is (…) van oordeel dat het feit dat artikel 377a BW, anders dan artikel 253a BW, de rechter niet expliciet de bevoegdheid geeft om eventueel ambtshalve een door de wet toegelaten dwangmiddel op te leggen (…), niet betekent dat het opleggen van zo’n dwangmiddel, indien sprake is van een situatie ex artikel 377a BW, in het geheel niet mogelijk zou zijn. Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 17 januari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:91) vloeit bovendien de uitdrukkelijke opdracht aan de rechter voort om als deze de gronden van de met het gezag belaste ouder om medewerking aan omgang te weigeren ongenoegzaam acht, alle passende maatregelen te nemen om de met gezag belaste ouder er alsnog toe te bewegen om alsnog medewerking te verlenen.’’(ECLI:NL:GHARL:2020:3406 r.o. 2.6).