Uitspraak
2. [eiser 2] ,wonende te [adres eiser 2 en 3] ,
3. [eiser 3], wonende te [adres eiser 2 en 3] ,
1.Het verloop van het geding
2.De verdere beoordeling
“raming van de servicebijdrage 2015”(bijlage 2 bij het als productie 4 bij dagvaarding overgelegde rapport van mr. [naam 2] van 17 december 2020), meer in het bijzonder de zin
“Aangezien de servicebijdrage ad € 175,- onderdeel is van de met BTW belaste omzet bedraagt de netto-exploitatieopbrengst voor Surplus Comfort vanaf 2015 slechts € 145,00”, en de excelsheet van 13 april 2018 (bijlage 4 bij het eerder genoemde rapport van mr. [naam 2] ) is daartoe onvoldoende, nu uit deze stukken niet volgt dat Surplus Zorg bij het bepalen van het maandelijkse tarief uitging met de verschuldigdheid van btw over alle componenten.
“Opzet Overeenkomst (…) (prijspeil 2016-17)”met de specificatie daarachter van de infrastructuur bedoeld is. HBV c.s. heeft als reactie op de overzichten gesteld dat Surplus Zorg geen tot onvoldoende inzicht heeft gegeven in de kosten en de overgelegde overzichten niet te verifiëren zijn. De kantonrechter volgt HBV c.s. daarin niet nu er een overzicht met kosten en baten is overgelegd met verwijzing naar een specificatie. Het had op de weg van HBV c.s. gelegen om concreet aan te geven waarom de cijfers in twijfel worden getrokken. HBV c.s. heeft dat niet gedaan, zodat de cijfers voor juist worden gehouden. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat Surplus Zorg bij de component noodhulp/beschikbaarheidsdienst een verlies heeft van € 0,23 per huurder per maand en daar dus geen sprake is van een voordeel voor Surplus Zorg, laat staan een niet redelijk voordeel. Bij de component receptie/bewonerszaken heeft Surplus Zorg wel een voordeel van € 3,33 per huurder per maand. De tegenprestaties samen bij de component receptie/bewonerszaken leveren evenwel heel duidelijk voordeel op voor de huurders, waardoor de baten van de huurders afgezet tegen het relatief geringe bedrag aan voordeel voor Surplus Zorg hier naar het oordeel van de kantonrechter niet onredelijk is. Gelet hierop kan een afzonderlijke beoordeling van de prestaties bij de component receptie/bewonerszaken, waaronder de afvaldienst, achterwege worden gelaten.
“Opzet Overeenkomst (…) (prijspeil 2016-17)”– en daarachter gevoegde specificatie van kosten van infrastructuur – waarvan in deze procedure uit wordt gegaan, wordt voorbij gegaan aan die stelling. Immers, de specificatie van kosten van infrastructuur gaat uit van dezelfde investeringen (in 2013) en de daarop vermelde posten en bedragen heeft HBV c.s. onvoldoende betwist. De kantonrechter stelt vast dat op productie 9 als kosten van infrastructuur een bedrag van € 83,33 per maand per huurder is vermeld, terwijl op de
“Opzet Overeenkomst (…) (prijspeil 2016-17)”een bedrag van € 69,28 en schoonmaakkosten van € 9,42 zijn vermeld, zodat uitgegaan zal worden van een bedrag van € 78,70 aan kosten bij de component infrastructuur. Rekening houdend met de netto-opbrengst voor Surplus Zorg van € 66,32 is er dan sprake van een verlies van € 12,38. Nu alle prestaties samen onder de component infrastructuur op de OBV geheel ten voordele komen van de huurders en de kosten hoger zijn dan de baten is geen sprake van een niet redelijk voordeel voor Surplus Zorg.
3.De beslissing
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, en
- de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden;