In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2022, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV over haar recht op een Ziektewet (ZW) uitkering beoordeeld. Eiseres had een ZW-uitkering aangevraagd, die door het UWV was vastgesteld op basis van een dagloon van € 53,33, berekend over een referteperiode. Eiseres was van mening dat het UWV ten onrechte een gewerkte week niet had meegenomen in de berekening van haar dagloon, omdat deze na de referteperiode was uitbetaald. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en de wet- en regelgeving rondom de ZW-uitkering in overweging genomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de referteperiode voor de berekening van het dagloon liep van 1 september 2019 tot en met 31 augustus 2020. Eiseres was sinds 19 oktober 2020 werkzaam als productiemedewerker en was op 30 oktober 2020 ziek geworden. Het UWV had het loon dat eiseres over week 44 van 2020 had verdiend buiten de berekening gelaten, omdat dit na afloop van de referteperiode was uitbetaald. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat, op basis van artikel 12e, vijfde lid, van het Dagloonbesluit, het UWV het dagloon onjuist had vastgesteld. De rechtbank heeft de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep gevolgd die stelde dat het loon dat na afloop van de referteperiode is uitbetaald, in de berekening van het dagloon moet worden meegenomen.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het UWV opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is het UWV veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan eiseres, die in totaal € 1.518,00 bedragen. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor het UWV om zorgvuldig om te gaan met de berekening van het dagloon in situaties waarin de dienstbetrekking buiten de referteperiode valt.