Uitspraak
18.3844 ZW
OVERWEGINGEN
artikel 16 van de Wfsv, genoten in de referteperiode uit de dienstbetrekking waaruit de werknemer ziek is geworden.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het dagloon van appellant in het kader van de Ziektewet (ZW). Appellant, die op 25 november 2016 door ziekte uitviel, had een uitkering op grond van de ZW aangevraagd. Het Uwv had het dagloon vastgesteld op € 56,23, maar na bezwaar werd dit verhoogd naar € 96,57. Appellant was van mening dat het Uwv ten onrechte alleen het loon over de vier dagloondagen van 21 tot en met 24 november 2016 had meegenomen en niet het loon dat hij tot het einde van zijn dienstverband op 17 december 2016 had verdiend. De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv bij de vaststelling van het dagloon een juiste toepassing heeft gegeven aan artikel 12e, vijfde lid, van het Dagloonbesluit. De Raad stelt vast dat de tekst van dit artikel niet expliciet de periode van genoten loon begrenst tot de datum waarop de werknemer ziek wordt, maar dat de wetgever kennelijk niet de bedoeling heeft gehad om ook loon na het intreden van het verzekerde risico in de berekening van het ZW-dagloon te betrekken. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De uitspraak benadrukt het belang van de systematiek van de dagloonvaststelling en het loondervingsbeginsel in de ZW.