ECLI:NL:RBZWB:2022:7493
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft belanghebbende, eigenaar van een woning, beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van SaBeWa Zeeland, die de waarde van de woning voor het jaar 2020 op € 200.000 had vastgesteld. De rechtbank heeft de WOZ-beschikking beoordeeld en vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde niet te hoog heeft vastgesteld. Belanghebbende had verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, die door de rechtbank is erkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met ongeveer 10 maanden is overschreden en heeft een schadevergoeding van € 1.000 toegewezen, waarvan € 100 door de heffingsambtenaar en € 900 door de Staat der Nederlanden moet worden betaald. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, maar heeft wel een proceskostenvergoeding toegekend aan belanghebbende, die is berekend op € 380. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar en de Staat ieder voor de helft veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma op 9 december 2022.