ECLI:NL:RBZWB:2022:7307

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
21/3068
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de wegingsfactor voor kostenvergoeding in bestuursrechtelijke bezwaarfase

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 8 december 2022, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van de belastingdienst beoordeeld. De ontvanger had eerder aan de belanghebbende € 17 aan aanmaningskosten in rekening gebracht voor de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2014. Na bezwaar heeft de ontvanger deze kosten gegrond verklaard en verminderd naar nihil, maar een kostenvergoeding voor de bezwaarfase van € 66,25 toegekend, met een wegingsfactor van 0,25.

De rechtbank heeft op 27 oktober 2022 de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank beoordeelt of de toegepaste wegingsfactor van 0,25 terecht is. De rechtbank stelt vast dat de wegingsfactor afhankelijk is van de aard, het belang en de ingewikkeldheid van de zaak. De rechtbank concludeert dat de ontvanger niet onredelijk heeft gehandeld door een wegingsfactor van 0,25 toe te passen, gezien de beperkte inhoud van het bezwaarschrift.

Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de toegekende kostenvergoeding voor de bezwaarfase wordt gehandhaafd. De belanghebbende krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/3068
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [woonplaats] , belanghebbende
(gemachtigde: J.A. Klaver),
en
de ontvanger van de belastingdienst,de ontvanger.

1.Inleiding en feiten

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van 10 juni 2021.
1.2.
De ontvanger heeft met dagtekening 28 oktober 2020 aan belanghebbende bij beschikking € 17 aan aanmaningskosten in rekening gebracht in verband met de aanmaning tot betaling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2014.
1.3.
De ontvanger heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de in rekening gebrachte aanmaningskosten gegrond verklaard. De ontvanger heeft de aanmaningkosten verminderd naar nihil. Daarbij heeft de ontvanger een kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend van € 66,25, waarbij een wegingsfactor van 0,25 (zeer licht) is gehanteerd.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, ter bijstand vergezeld van [bijstand] , de gemachtigde van belanghebbende, en namens de ontvanger: [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

2.Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of de ontvanger terecht een wegingsfactor van 0,25 heeft gehanteerd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat de ontvanger terecht een wegingsfactor van 0,25 heeft gehanteerd
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.3.
De rechtbank stelt voorop dat de wegingsfactor wordt bepaald door de aard, het belang en de ingewikkeldheid van de zaak. Op grond van onderdeel C1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de wegingsfactoren ingedeeld in vijf categorieën, van zeer licht (factor 0,25) tot zeer zwaar (factor 2). De rechtbank dient zelfstandig – op grond van de eigen waardering – te beoordelen in welke gewichtscategorie een zaak valt. [1]
2.4.
De rechtbank overweegt dat het bezwaarschrift niet meer behelsde dan een verwijzing naar het ingestelde hoger beroep waarbij om uitstel van betaling is verzocht. Gelet daarop is het naar het oordeel van de rechtbank niet onredelijk dat de ontvanger een wegingsfactor van 0,25 heeft gehanteerd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een hogere wegingsfactor in aanmerking te nemen.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbendes beroep op het arrest van de Hoge Raad van 20 september 2019 [2] hem niet kan baten. Anders dan belanghebbende meent, heeft de Hoge Raad in dat arrest geen rechtsregel gegeven waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat bij een procedure over aanmaningskosten altijd een wegingsfactor 1 gehanteerd zou moeten worden.

3.Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de toegekende kostenvergoeding voor de bezwaarfase wordt gehandhaafd. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

4.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 8 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Hoge Raad 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2293.