In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 8 december 2022, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van de belastingdienst beoordeeld. De ontvanger had eerder aan de belanghebbende € 17 aan aanmaningskosten in rekening gebracht voor de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2014. Na bezwaar heeft de ontvanger deze kosten gegrond verklaard en verminderd naar nihil, maar een kostenvergoeding voor de bezwaarfase van € 66,25 toegekend, met een wegingsfactor van 0,25.
De rechtbank heeft op 27 oktober 2022 de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank beoordeelt of de toegepaste wegingsfactor van 0,25 terecht is. De rechtbank stelt vast dat de wegingsfactor afhankelijk is van de aard, het belang en de ingewikkeldheid van de zaak. De rechtbank concludeert dat de ontvanger niet onredelijk heeft gehandeld door een wegingsfactor van 0,25 toe te passen, gezien de beperkte inhoud van het bezwaarschrift.
Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de toegekende kostenvergoeding voor de bezwaarfase wordt gehandhaafd. De belanghebbende krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.