Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 september 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] C.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een verzoek om vergoeding van kosten van bezwaar na een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 22 januari 2019. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de Ontvanger, die € 7 aanmaningskosten in rekening had gebracht. Na het bezwaar werd deze beschikking vernietigd, maar er werd niet beslist op het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. In hoger beroep oordeelde het Hof dat de belanghebbende recht had op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, beroepsfase en hogerberoepsfase, waarbij het Hof het gewicht van de zaak op 0,25 stelde.
De Hoge Raad heeft in cassatie geoordeeld dat het Hof ten onrechte had aangenomen dat het geschil uitsluitend betrekking had op de kosten van rechtsbijstand. De rechtmatigheid van de aanmaningskosten was ook in geschil. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd voor zover het betreft de beslissing over de proceskosten en heeft de kosten voor rechtsbijstand in de bezwaarfase vastgesteld op € 254. Daarnaast is de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 519 en de kosten van rechtsbijstand van € 2.048. Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.