ECLI:NL:RBZWB:2022:6873

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
AWB- 22_4444 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen last onder bestuursdwang tot sluiten woning en berging voor 1 maand op grond van de Opiumwet

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van Tilburg om de woning en berging aan [adres verzoeker] te sluiten voor de duur van één maand. Dit besluit is genomen op basis van de Opiumwet, na het aantreffen van aanzienlijke hoeveelheden drugs in de woning. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 november 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van verzoeker en de burgemeester vertegenwoordigd waren door mr. A.M.J. van den Biggelaar.

De burgemeester had op 9 september 2022 besloten om de woning te sluiten, na een doorzoeking op 4 juli 2022 waarbij 148 gram cocaïne, 191,5 gram MDMA, en 2515,1 gram hennep zijn aangetroffen, evenals andere aan drugshandel gerelateerde goederen. Verzoeker betwistte de aanwezigheid van de drugs en stelde dat hij niet verantwoordelijk was voor de situatie in de woning. Hij voerde aan dat de sluiting onevenredig was, gezien zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder gezondheidsproblemen en schulden.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen en dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te waarborgen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester voldoende had gemotiveerd dat de sluiting evenwichtig was, ondanks de nadelige gevolgen voor verzoeker. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de overweging dat de burgemeester terecht had besloten tot sluiting van de woning voor de duur van één maand.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4444

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 november 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker,gemachtigde: mr. G.J.P.M. Mooren,

en

De burgemeester van de gemeente Tilburg.

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van 9 september 2022 over de sluiting van de woning en berging aan [adres verzoeker] in [woonplaats verzoeker] voor de duur van één maand (hierna: bestreden besluit en de woning).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en namens de burgemeester: mr. A.M.J. van den Biggelaar.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Feiten

[naam woningstichting] is eigenaar van de woning. Verzoeker huurt de woning.
Uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 23 juli 2022 en verschillende processen-verbaal van 4, 5, en 6 juli 2022 blijkt dat in het kader van een opsporingsonderzoek naar de handel in verdovende middelen een doorzoeking heeft plaatsgevonden in de woning en daarbij behorende berging op 4 juli 2022. In de woning en berging werd volgens de rapportage 148 gram cocaïne, 191,5 gram MDMA en 2515,1 gram hennep aangetroffen. Daarnaast werden 250 Sildamax en 40 Kamagra tabletten aangetroffen. Ook werden verschillende aan drugshandel gerelateerde goederen aangetroffen: gripzakjes, verpakkingsmateriaal, € 2.500,- aan contant geld, vals briefgeld, 22 betaalkaarten, 1 gasdrukwapen, 1 automatisch vuurwapen (UZI), 1 alarmpistool en 1 patroonhouder met munitie.
De burgemeester heeft bij brief van 29 juli 2022 zijn voornemen kenbaar gemaakt aan [naam woningstichting] om de woning te sluiten voor de duur van één maand. Een kopie van die brief is op dezelfde dag aan verzoeker toegezonden. Verzoeker heeft daar in een emailbericht van 4 augustus 2022 op gereageerd.
De burgemeester heeft [naam woningstichting] bij bestreden besluit op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet gelast om de woning per 27 september 2022 (12:00 uur) te sluiten en afgesloten te houden voor een periode van één maand. Een kopie van dat besluit is aan verzoeker toegezonden op dezelfde dag.
Bij brief van 20 september 2022 heeft verzoeker daar bezwaar tegen gemaakt en op 21 september 2022 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening.
In een e-mailbericht van 22 september 2022 heeft de burgemeester de rechtbank medegedeeld dat het besluit wordt opgeschort tot drie dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter.

2. Gronden

2.1
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de burgemeester ten onrechte heeft besloten tot sluiting van de woning. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter daarom verzocht om schorsing van het bestreden besluit.
2.2
Hij betwist primair dat er (daadwerkelijk) sprake was van hard- en softdrugs dan wel daaraan gerelateerde goederen. Ter zitting heeft verzoeker toegelicht dat uit een onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is gebleken dat de 191,5 gram aangetroffen stof geen MDMA was. Daarnaast kan volgens verzoeker ook worden getwijfeld of cocaïne is aangetroffen, omdat de monsternummers in een door verzoeker ter zitting overgelegd proces-verbaal – waarin de resultaten van het NFI onderzoek zijn weergegeven – niet overeenkomen. Daarnaast blijkt volgens verzoeker uit het proces-verbaal van 5 juli 2022 dat de officier van justitie de aangetroffen hennep heeft aangemerkt als zijnde voor eigen gebruik.
2.3
Subsidiair heeft verzoeker aangevoerd dat de burgemeester – gelet op alle specifieke omstandigheden – in redelijkheid niet tot sluiting heeft kunnen besluiten. Volgens verzoeker had volstaan moeten worden met een minder ingrijpende maatregel. Voor de enkele aanwezigheid van de hennep had een waarschuwing moeten volstaan. Verzoeker was van 6 juni 2022 tot 23 juli 2022 in Marokko, ter ondersteuning van zijn echtgenote. Zijn zoon had de sleutel om de post te verzorgen. Met hetgeen is aangetroffen heeft verzoeker niks van doen en daar had hij ook geen kennis van. Hij is ook niet als verdachte aangemerkt. Tevens is niet gebleken van verkoop, handel of overlast. In casu kan volgens verzoeker niet anders worden geconcludeerd dan dat de sluiting geen herstellend, maar een bestraffend karakter heeft. Sluiting van de woning leidt er toe dat verzoeker voor de duur van één maand geen woning zal hebben en daarnaast zal de sluiting leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst. Dat betekent dat verzoeker op straat komt te staan. Verzoeker is een oude(re) alleenstaande man, die onder bewind staat en schulden en medische klachten heeft. Als gevolg van de sluiting zullen die problemen groter en erger worden. De eerder aangetroffen drugs in woningen van verzoeker in 2015 en 2017 kunnen niet worden meegenomen, omdat het besluit van de burgemeester dat daarop heeft gevolgd in 2015 is ingetrokken en het incident van 2017 inmiddels vijf jaar geleden is. Ter zitting heeft verzoeker daar aan toegevoegd dat verzoeker feitelijk al sinds 27 september 2022 niet in de woning heeft verbleven, omdat hij als gevolg van het bestreden besluit sinds die tijd bij zijn dochter in Engeland verblijft.
3. Wettelijk kader
De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4. Beoordeling
4.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Bevoegdheid van de burgemeester4.2 De burgemeester is op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 5 gram hennep of meer dan 0,5 gram harddrugs de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. [1]
4.3
De burgemeester heeft een bestuurlijke rapportage en drie processen-verbaal aan de sluiting ten grondslag gelegd. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de burgemeester onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel af mag gaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend(e) proces-verbaal, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Indien die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. [2]
4.4
De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. Uit de bestuurlijke rapportage in samenhang met de resultaten van het onderzoek van het NFI blijkt dat in de woning in ieder geval 2515,1 gram hennep én cocaïne is aangetroffen. Hennep is een middel als bedoeld in lijst II en cocaïne is een middel als bedoeld in lijst I. De monsternummers in het door verzoeker overgelegde proces-verbaal komen inderdaad niet overeen, maar uit dat proces-verbaal blijkt wel duidelijk dat één van de monsters afkomstig uit de woning positief is getest op cocaïne. De burgemeester heeft op zitting daarnaast terecht opgemerkt dat uit het proces-verbaal van 5 juli 2022 blijkt dat diverse op de salontafel in de woonkamer gevonden zakjes softdrugs aangemerkt konden worden als voor eigen gebruik, maar dat dit niet gold voor de overige henneptoppen die in de slaapkamer aan de achterzijde van de woning zijn aangetroffen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de in de bestuurlijke rapportage en daarbij behorende processen-verbaal opgenomen bevindingen. Ook wanneer de MDMA buiten beschouwing wordt gelaten, mocht de burgemeester er gelet op de voornoemde hoeveelheden aangetroffen soft- en harddrugs vanuit gaan dat de drugs bestemd was voor drugshandel. Dat verzoeker stelt dat hij niet de persoon was die de drugs aanwezig had, maakt die conclusie niet anders. Voor het opleggen van de last hoeft de burgemeester niet aan te tonen dat de belanghebbende een persoonlijk verwijt valt te maken. [3]
Toepassing van de bevoegdheid
4.5
De burgemeester is niet verplicht de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet te gebruiken. De burgemeester dient een belangenafweging te maken bij zijn beslissing of en op welke wijze hij van die bevoegdheid gebruik maakt. De burgemeester heeft daartoe de Beleidsregels artikel 13b van de Opiumwet (hierna: de beleidsregels) vastgesteld.
4.6
Het bestreden besluit is conform de beleidsregels. Op grond van de beleidsregels volgt bij het aantreffen van meer dan 300 gram softdrugs (zijnde een ernstig geval als bedoeld in de beleidsregels) in een woning in eigendom van een woningcorporatie een sluiting voor de duur van één maand. Hetzelfde geldt voor het aantreffen van harddrugs in een dergelijke woning.
4.7
Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De burgemeester dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb.
4.8
Aan de voor bewoners mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de sluiting van een woning – die een inmenging in het in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde recht kan vormen – dient een zwaar gewicht te worden toegekend bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en zo ja, of de wijze waarop de bevoegdheid is toegepast evenredig is.
4.9
De voorzieningenrechter zal beoordelen of de burgemeester terecht tot sluiting van de woning en berging heeft besloten. De voorzieningenrechter neemt daarbij de nieuwe maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel in acht, zoals weergegeven in de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 2 februari 2021. [4] De voorzieningenrechter zal bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel een onderscheid maken tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid, zoals neergelegd in voormelde uitspraken van de ABRvS.
Geschiktheid
4.1
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de sluiting van een woning en daarbij behorende berging een geschikt middel om het doel te bereiken dat de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het (verder) voorkomen van de aanwezigheid van drugs in de woning en de overlast die dat met zich brengt.
Noodzakelijkheid
4.11
Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand nodig is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de loop naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester - als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was - nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. Een sluiting van meer dan zes maanden kan onevenredig zijn als er geen aanwijzingen voor drugshandel vanuit de woning zijn. Niettemin kan een sluiting noodzakelijk zijn door andere omstandigheden. Dit kan zich voordoen bij recidive, handel in harddrugs of ligging van de woning in een kwetsbare wijk. [5]
4.12
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd dat de sluiting voor de duur van één maand noodzakelijk is. De burgemeester had niet met een minder ingrijpend middel (waarschuwing) hoeven volstaan. De burgemeester heeft daar terecht bij in aanmerking genomen dat een grote hoeveelheid soft- én harddrugs is aangetroffen en dat de woning is gelegen in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk. Daarnaast blijkt uit het bestreden besluit en de stukken dat in ieder geval in 2017 ook een overtreding van de Opiumwet is geconstateerd in een voormalige door verzoeker gehuurde woning. Zoals uit rechtspraak van de ABRvS volgt, maken deze omstandigheden de noodzaak tot sluiting van de woning groter. Verzoeker heeft alleen gesteld, maar niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd dat geen sprake was van handel, verkoop of overlast in/van drugs. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat drugs feitelijk in of vanuit de woning werd verhandeld, omdat de politie een melding heeft ontvangen, omdat buurtbewoners hebben verklaard over verdachte gedragingen ten aanzien van de woning en omdat in de woning en berging attributen zijn aangetroffen die relateren aan drugshandel: wapens, verpakkingsmaterialen en een grote hoeveelheid contant geld. [6] Van een zichtbare tijdelijke sluiting gaat – zoals de burgemeester terecht schrijft in het bestreden besluit – een sterke signaalfunctie uit die naast een preventieve werking ook de aantrekkingskracht op andere criminele activiteiten tegengaat. Aan de drugscriminelen wordt immers het signaal afgegeven dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in en bij woningen. Daarnaast wordt voor drugsgebruikers en -criminelen duidelijk dat in of bij de woning geen drugs aanwezig zijn en er dus niets meer te halen valt. Daardoor wordt de rust rondom de woning voor de omgeving hersteld en worden de risico’s voor omwonenden weggenomen. Aan buurtbewoners wordt gelijktijdig het signaal afgegeven dat de overheid serieus omgaat met hun meldingen en hierop acteert, waardoor het vertrouwen en de meldingsbereidheid toenemen. Voornoemde doelstellingen kunnen niet worden bereikt als de tijdelijke sluiting geen doorgang kan vinden. De burgemeester stelt terecht dat een waarschuwing de sluiting daarom niet kan vervangen. Dat verzoeker feitelijk al meer dan een maand niet in de woning heeft verbleven maakt die conclusie niet anders, omdat die feitelijke situatie niet gelijkgesteld kan worden met een voor de omgeving kenbare sluiting van de woning.
Evenwichtigheid
4.13
De burgemeester kon dus oordelen dat sluiting van het pand noodzakelijk was. Maar dan moet hij nog wel nagaan of de sluiting ook evenwichtig is. Daarbij zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate waarin de drugshandel aan de bewoner kan worden verweten. De burgemeester moet de nadelige gevolgen van de sluiting voor de bewoner afwegen tegen de redenen voor sluiting. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [7]
4.14
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de sluiting evenwichtig heeft kunnen achten en heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Uit vaste rechtspraak van de ABRvS [8] blijkt dat een bewoner geen verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, als hij niet op de hoogte kon zijn van in zijn woning aangetroffen drugs. Die situatie doet zich in dit geval niet voor. Verzoeker is als huurder verantwoordelijk voor wat in zijn woning gebeurt en behoort daar dus op te letten. Daar komt bij dat verzoeker in dit geval extra alert had moeten zijn. Gelet op een geconstateerde overtreding van de Opiumwet in een voormalige woning van verzoeker en zijn zoon, had verzoeker kunnen weten van de Opiumwet-antecedenten van zijn zoon, voor zover hij daar zelf geen betrokkenheid bij heeft gehad. Gelet op deze signalen had verzoeker de activiteiten van zijn zoon in de woning extra nauwlettend in de gaten moeten houden. De enkele stelling dat hij in Marokko verbleef, is gelet op deze signalen onvoldoende om aan te nemen dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs.
Het gedwongen moeten verlaten van de woning en het moeten zoeken naar vervangende woonruimte, leidt in dit geval ook niet tot het oordeel dat de sluiting onevenredig is. Inherent aan de sluiting van het appartement is dat de bewoner het appartement moet verlaten. Dat is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. Daar heeft de burgemeester ook terecht bij in aanmerking genomen, dat uit verklaringen van omwonenden een vermoeden kan worden afgeleid dat verzoeker de woning onderverhuurde en daar niet zelf zijn hoofdverblijf had. [9] Dat verzoeker onder bewind is gesteld en stelt te kampen met gezondheidsproblemen, betekent niet dat hij een zodanig bijzondere binding met de woning heeft dat de burgemeester van sluiting had moeten afzien. De voorzieningenrechter acht een dergelijke binding ook niet aannemelijk, omdat verzoeker sinds 27 september 2022 bij zijn dochter in Engeland verblijft.
Hoewel het voor verzoeker ingrijpend is dat hij door een mogelijke ontbinding van de huurovereenkomst de huurwoning kwijt zal raken en dat hij, zoals hij aangeeft, op een zwarte lijst zal worden geplaatst, heeft de burgemeester ook ten aanzien van die omstandigheid terecht geoordeeld dat de nadelige gevolgen van de sluiting niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Ter zitting heeft de burgemeester toegelicht dat [naam woningstichting] altijd – onafhankelijk van het besluit van de burgemeester – overgaat tot een dergelijke ontbindingsprocedure, wanneer drugs in een woning wordt aangetroffen. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter meegewogen dat verzoeker de huidige huurwoning ook van de woningcorporatie mocht huren, nadat een eerdere door verzoeker gehuurde woning is gesloten op grond van de Opiumwet.
5. Conclusie
5.1
Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
5.2
Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 18 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Wettelijk kader

Opiumwet
De burgemeester is ingevolge artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Hennep staat vermeld op lijst II en cocaïne staat vermeld op lijst I.
Beleidsregels artikel 13b van de Opiumwet (Beleidsregels)
Handelshoeveelheid
In geval van een hoeveelheid van > 5 hennepplanten/-stekken wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. Er is in dat geval geen sprake van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Een hoeveelheid van > 30 gram hennep of hasjiesj brengt het risico van overdraagbaarheid met zich mee. Vanaf 30 gram hennep/hasjiesj is er sprake van een handelshoeveelheid drugs.
In geval van harddrugs wordt 1 tablet c.q. 1 pil c.q. 1 ampul c.q. 1 gemiddelde consumptie-eenheid gelijkgesteld met 0,5 gram.
De voornoemde hoeveelheden worden in deze beleidsregel in ieder geval beschouwd als een handelshoeveelheid drugs, bedoeld voor het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn in de zin van artikel 13b van de Opiumwet. Deze opsomming is niet limitatief.
Sluitingsduur
Woningcorporaties verhuren voornamelijk woningen onder de liberalisatiegrens (sociale huurwoningen). Deze woningen zijn schaars en de wachtlijsten hiervoor zijn lang. Het is in het belang van de gemeente Tilburg om te zorgen voor voldoende aanbod van sociale huurwoningen voor haar inwoners. Het sluiten van woningen heeft consequenties voor de beschikbaarheid daarvan.
Om deze consequenties te beperken en gezien de bijzondere positie van woningcorporaties bij de behartiging van het belang van volkshuisvesting, geldt voor woningen en/of bij woningen behorende erven in eigendom van woningcorporaties een beperkte sluitingstermijn.
Indien in woningen of op bij woningen behorende erven in eigendom van een woningcorporatie:
  • drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram, en/of;
  • (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn;
is sprake van een ernstig geval en volgt bij een 1ste constatering een sluiting van 1 maand.
Indien in woningen of op bij woningen behorende erven in eigendom van een woningcorporatie:
  • drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs), met een handelshoeveelheid van > 50 planten/stekken en/of > 300 gram, en/of;
  • (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn waarbij uit de inrichting, aard en/of combinatie en/of hoeveelheid van de voorwerpen en/of stoffen blijkt dat deze gebruikt kan/kunnen worden om > 50 planten te kweken en/ of 300 gram softdrugs te vervaardigen en/of sprake is van het voorbereiden van grootschalige teelt en/of handel zoals bedoeld in de Opiumwet en het Opiumwetbesluit;
is er sprake van een ernstig geval en volgt een sluiting van 1 maand.

Voetnoten

1.Zie o.a.: ABRvS 25 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2799, r.o. 3.1 en ABRvS 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2540, r.o. 5.
2.ABRvS 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:617, r.o. 5.2.
3.ABRvS 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:851, r.o. 2.3 en ABRvS 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3339, r.o. 9.
4.Zie onder andere ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 en 335.
5.ABRvS 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2856, r.o. 3.1.
6.ABRvS 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2243, r.o. 7.6.
7.ABRvS 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2856, r.o. 3.3.
8.ABRvS 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2856, r.o. 3.4.
9.ABRvS 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2630, r.o. 5.5.