ECLI:NL:RBZWB:2022:682
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens betalingsonmacht in belastingzaak
Op 11 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de belanghebbende, vertegenwoordigd door een gemachtigde, een beroepschrift had ingediend tegen de bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van een pand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende griffierecht verschuldigd was van € 360, maar dat er een beroep op betalingsonmacht was gedaan. De griffier heeft de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om deze betalingsonmacht te onderbouwen, maar de rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep op betalingsonmacht terecht was afgewezen.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de belanghebbende niet in staat was om het griffierecht te betalen. De ingediende draagkrachtverklaring was niet voldoende om aan te tonen dat de belanghebbende in betalingsonmacht verkeerde. De rechtbank volgde daarbij de lijn van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, dat stelt dat ook rechtspersonen een beroep op betalingsonmacht kunnen doen, maar dat dit beroep moet worden onderbouwd met voldoende bewijs van de financiële situatie van de rechtspersoon en haar bestuurders of aandeelhouders.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de belanghebbende om een immateriële schadevergoeding afgewezen, omdat er geen overschrijding van de redelijke behandeltermijn was vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn aangetekend geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken.