ECLI:NL:RBZWB:2022:6560

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
21/2305, 21/2678 tm 21/2688
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van naheffingsaanslag Bpm en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 november 2022, wordt de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) van belanghebbende beoordeeld. De rechtbank behandelt de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die een naheffingsaanslag had opgelegd van € 28.514, welke later werd verminderd tot € 25.679. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat deze verminderd dient te worden. De rechtbank gaat in op de argumenten van belanghebbende met betrekking tot de waardevermindering van verschillende auto’s en de rol van de hertaxateur. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur zijn standpunt voldoende heeft onderbouwd en dat de door belanghebbende aangedragen schade niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslag tot € 16.728 en kent een schadevergoeding toe van € 1.500 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en verplicht de inspecteur tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/2305, 21/2678 tot en met 21/2688
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats] , belanghebbende
(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en
de inspecteur van de belastingdienst,de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 20 mei 2021.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd ten bedrage van € 28.514. Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 459 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag verminderd tot € 25.679 en de belastingrentebeschikking verminderd tot € 374. Tevens heeft de inspecteur een kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend van € 530.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft in de periode van januari 2018 tot en met april 2019 op aangifte aan Bpm voldaan:
  • € 14.934 ter zake van de registratie van het motorrijtuig Mercedes-Benz GLE met VIN nummer [VIN 1] (auto 1);
  • € 1.654 ter zake van de registratie van het motorrijtuig Range Rover Evoque met VIN nummer [VIN 2] (auto 2);
  • € 5.777 ter zake van de registratie van het motorrijtuig BMW 5-serie met VIN nummer [VIN 3] (auto 3);
  • € 11.650 ter zake van de registratie van het motorrijtuig BMW 4-serie met VIN nummer [VIN 4] (auto 4);
  • € 12.257 ter zake van de registratie van het motorrijtuig BMW 3-serie met VIN nummer [VIN 5] (auto 5);
  • € 14.142 ter zake van de registratie van het motorrijtuig Mercedes-Benz GLC met VIN nummer [VIN 6] (auto 6);
  • € 21.066 ter zake van de registratie van het motorrijtuig Range Rover Sport met VIN nummer [VIN 7] (auto 7);
  • € 26.212 ter zake van de registratie van het motorrijtuig BMW 7-serie met VIN nummer [VIN 8] (auto 8);
  • € 4.575 ter zake van de registratie van het motorrijtuig Audi Q5 met VIN nummer [VIN 9] (auto 9);
  • € 14.266 ter zake van de registratie van het motorrijtuig BMW X6 met VIN nummer [VIN 10] (auto 10);
  • € 10.204 ter zake van de registratie van het motorrijtuig Mercedes-Benz AMG C63 met VIN nummer [VIN 11] (auto 11);
  • € 9.629 ter zake van de registratie van het motorrijtuig Mercedes-Benz AMG C63 met VIN nummer [VIN 12] (auto 12);
  • € 5.347 ter zake van de registratie van het motorrijtuig Porsche Panamera met VIN nummer [VIN 13] (auto 13).
Het totale bedrag dat door belanghebbende is voldaan bedraagt € 151.713.
2.2.
Belanghebbende heeft bij het indienen van de aangiften Bpm gekozen voor een afschrijving op basis van taxatierapporten.
2.3.
In opdracht van de inspecteur heeft Domeinen Roerende Zaken (DRZ) belanghebbende opgeroepen om de auto’s 2, 3 en 5 tot en met 13 voor hertaxatie aan te bieden. Auto’s 5, 8 en 10 zijn niet door belanghebbende aangeboden voor hertaxatie. Met betrekking tot auto 4 heeft een fysieke opname van de auto plaatsgevonden door het Landelijk Coördinatiecentrum Auto (LCA).
2.4.
De inspecteur heeft op basis van hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de totale verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 180.227 en heeft vervolgens de naheffingsaanslag opgelegd.
2.5.
Bij uitspraak op bezwaar is de naheffingsaanslag verminderd. Voor zover deze aanslag betrekking heeft op auto 5 is de naheffingsaanslag verminderd tot nihil.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Wel dient deze te worden verminderd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De rechtbank zal eerst ingaan op de stellingen van belanghebbende over de hertaxateur die betrekking hebben op alle in geschil zijnde auto’s. Vervolgens zal de rechtbank op alle auto’s afzonderlijk ingaan.
Onafhankelijkheid hertaxateur
3.3.
De rechtbank overweegt dat voor zover belanghebbende heeft betoogd dat de naheffingsaanslag dient te worden vernietigd, reeds omdat de hertaxateur niet deskundig, objectief en onafhankelijk is, deze beroepsgrond faalt. Het staat de inspecteur immers vrij zijn standpunt te onderbouwen op een wijze die hem goeddunkt, mits geen sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs of anderszins bewijs dat niet toelaatbaar is, wat hier niet het geval is. De belastingrechter zal vervolgens oordelen over het door beide partijen bijgebrachte bewijsmateriaal, op basis van zijn keuze, weging en waardering van het bewijsmateriaal. [1]
Waardevermindering wegens schade
3.4.
Met betrekking tot alle auto’s overweegt de rechtbank als volgt. Belanghebbende stelt bij alle (nog onderdeel van het geschil zijnde) auto’s dat onvoldoende rekening is gehouden met de door belanghebbende gestelde schade. Omdat sprake is van een waardeverminderende omstandigheid rust de bewijslast voor de in aanmerking te nemen schade op belanghebbende. Belanghebbende dient de omvang van de schade, en de invloed daarvan op de handelsinkoopwaarde, aannemelijk te maken. De rechtbank merkt op dat zij géén expert is in de waardering van auto’s. De rechtbank is daarom in hoge mate afhankelijk van wat partijen aandragen, indien een geschil bestaat over de vraag of en zo ja in hoeverre er sprake is van schade. Beide partijen hebben daartoe (met uitzondering van auto 1) een taxatierapport overgelegd waarin een gedetailleerde omschrijving van de schade is opgenomen en ter onderbouwing daarvan foto’s overgelegd van de auto’s tenzij de auto niet is getoond en de inspecteur dus geen gelegenheid heeft gehad zelf foto’s van de betreffende auto te maken. Verder heeft de taxateur van DRZ bij de auto’s die zijn getoond “bevindingen/opmerkingen t.a.v. de opgegeven waardevermindering” in zijn taxatierapport opgenomen. Hierin geeft hij commentaar op de door belanghebbende opgevoerde schade.
3.5.
De rechtbank stelt voorop dat normale gebruiksschade niet in mindering gebracht kan worden op de handelsinkoopwaarde van de auto. Op grond van artikel 2, aanhef en onderdeel c, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet Bpm) dient onder normale gebruiksschade te worden verstaan slijtage en kleine beschadigingen die ontstaan door gebruik van een voertuig en die passen bij de leeftijd en kilometrage van het voertuig. Te denken valt hierbij aan slijtage aan motor en banden of kleine beschadigingen zoals steenslag, krasjes en kleine deuken.
3.6.
Met betrekking tot alle auto’s heeft belanghebbende gesteld dat sprake is van beleid van de inspecteur om het innameprotocol van Connect Autolease als leidraad te hanteren voor het bepalen van normale slijtage en gebruikssporen en andere schade in het kader van de Bpm. De inspecteur betwist dat sprake is van een dergelijk beleid. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende deze stelling gezien de gemotiveerde betwisting van de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt.
3.7.
Hierna zal de rechtbank per auto ingaan op de door belanghebbende bepleite schade.
Auto 1
3.8.
Tussen partijen is niet meer in geschil dat de naheffingsaanslag voor zover die betrekking heeft op auto 1 verminderd dient te worden naar nihil. Gelet hierop is het beroep reeds gegrond.
Auto 2
3.9.
Met betrekking tot auto 2 is tussen partijen in geschil of belanghebbende een beroep toekomt op de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 19.500, zoals volgt uit het marktonderzoek dat door haar taxateur is verricht. Tevens is de waardevermindering wegens schade in geschil.
Marktonderzoek
3.10.
De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast met betrekking tot de hoogte van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op de inspecteur rust. De inspecteur heeft aangesloten bij het taxatierapport van DRZ. De taxateur van DRZ heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat gebaseerd op de laagste koerslijst. In beroep heeft de inspecteur de volgens hem te hanteren handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op grond van de koerslijst van Eurotaxglass’s verminderd met de bijstellingen voor markt- en dealersituatie. Naar het oordeel van de rechtbank kan een koerslijst, die immers is gebaseerd op vele transacties in de markt, doorgaans een goede indicatie geven van de waarde van vergelijkbare auto’s. Hiermee heeft de inspecteur, behoudens tegenbewijs, een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 24.696 dan ook aannemelijk gemaakt.
3.11.
Belanghebbende heeft verdedigd dat de op marktonderzoek gebaseerde berekening van zijn taxateur leidt tot een lagere handelsinkoopwaarde van de auto.
3.12.
Nog daargelaten of in dit geval op grond van artikel 10, achtste lid, van de Wet Bpm de handelsinkoopwaarde kan worden vastgesteld aan de hand van een marktonderzoek, is de door belanghebbende betoogde handelsinkoopwaarde naar het oordeel van de rechtbank niet bruikbaar. De handelsinkoopmarge van 35% is niet onderbouwd. De rechtbank is daarmee van oordeel dat belanghebbende de stelling van de inspecteur niet voldoende gemotiveerd betwist heeft. De rechtbank volgt de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat zoals vastgesteld door de inspecteur.
Waardevermindering wegens schade
3.13.
Belanghebbende heeft ter onderbouwing van de door haar bepleite schade verwezen naar de gegevens die bij de aangifte zijn overgelegd. De inspecteur heeft de door belanghebbende bepleite schade gemotiveerd betwist en tevens ter zitting grotere foto’s van de auto overgelegd. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de inspecteur en gelet op het door belanghebbende overgelegde fotomateriaal heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat met een hoger bedrag aan schade rekening moet worden gehouden dan de inspecteur reeds heeft gedaan. De door belanghebbende gestelde ‘schade’ die de inspecteur volgens haar ten onrechte niet of onvoldoende in zijn schadecalculatie heeft betrokken, behelst naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan normale gebruiksschade zoals onder 3.5 bedoeld.
3.14.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank met betrekking tot auto 2 het bedrag aan na te heffen Bpm zoals door de inspecteur is bepleit in het verweerschrift.
Auto 3
3.15.
Met betrekking tot auto 3 is de waardevermindering wegens schade in geschil.
3.16.
Belanghebbende heeft ter onderbouwing van de door haar bepleite schade verwezen naar de gegevens die bij de aangifte zijn overgelegd. Ter zitting heeft belanghebbende specifiek gewezen op de velgen, de lederen stoelbekleding, de portieren, de voorbumper en de steenslag. De inspecteur heeft de door belanghebbende bepleite schade gemotiveerd betwist. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de inspecteur en gelet op het door belanghebbende overgelegde fotomateriaal heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat met een bedrag aan schade rekening moet worden gehouden. De door belanghebbende gestelde ‘schade’ die de inspecteur volgens haar ten onrechte niet in zijn schadecalculatie heeft betrokken, behelst naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan normale gebruiksschade zoals onder 3.5 bedoeld.
3.17.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank met betrekking tot auto 3 het bedrag aan nageheven Bpm.
Auto 4
3.18.
Met betrekking tot auto 4 is tussen partijen in geschil:
1. of de koerslijst van X-Ray gehanteerd kan worden, gelet op het vermogen van de auto en het feit dat deze koerslijst uitgaat van een ex-rental;
2. of een waardevermindering plaats dient te vinden vanwege de kleur van de auto;
3. of een waardevermindering wegens schade in aanmerking genomen dient te worden.
Ex-rental en vermogen van de auto
3.19.
Belanghebbende beroept zich op een koerslijst van X-Ray die uitgaat van een ex-rental en een vermogen van de auto van 317 Kilowatt (KW). Ter onderbouwing van zijn stelling heeft belanghebbende gewezen op de door de taxateur gemaakte opmerking in het taxatierapport ‘ex-huur’ en het bij het taxatierapport opgenomen kentekenbewijs.
De inspecteur heeft de koerslijst van Autotelexpro als uitgangspunt genomen. Dat sprake is van een ex-rental wordt door de inspecteur bestreden. De inspecteur stelt dat niet uit andere stukken dan van de taxateur zelf is af te leiden dat sprake is van een auto die verhuurd is geweest. Tevens stelt de inspecteur dat sprake is van een vermogen van 331 KW.
3.20.
De rechtbank stelt voorop dat ten aanzien van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat de bewijslast op de inspecteur rust. De inspecteur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat zoals volgt uit de koerslijst van Autotelexpro in aanmerking genomen. Daarmee heeft de inspecteur in beginsel aan zijn bewijslast voldaan. Het is vervolgens aan belanghebbende om de toepassing van de door de inspecteur gehanteerde koerslijst te betwisten.
3.21.
De rechtbank volgt de stelling van belanghebbende dat sprake is van een ex-rental niet. De rechtbank overweegt daarbij dat het kentekenbewijs slecht leesbaar is en de opmerking van de taxateur (‘kenteken ivm ex-huur’) onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van een ex-rental. Met betrekking tot het vermogen van de auto heeft belanghebbende niet gesteld dat een eventueel verschil in vermogen zou resulteren in een andere handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat. Naar het oordeel van de rechtbank kan de koerslijst van X-Ray en de daarbij behorende handelsinkoopwaarde die belanghebbende bepleit gelet op het hiervoor overwogene niet gevolgd worden. De rechtbank volgt de door de inspecteur gehanteerde koerslijst van Autotelexpro.
Gelet op het feit dat de door belanghebbende bepleite historische nieuwprijs volgt uit de koerslijst van X-Ray – welke koerslijst de rechtbank niet volgt – zal de rechtbank ook de door de inspecteur gehanteerde historische nieuwprijs volgen.
Waardevermindering wegens de kleur van de auto
3.22.
Belanghebbende stelt dat sprake is van een waardevermindering, omdat de auto een incourante kleur heeft (namelijk ‘gifkikkergroen’). De inspecteur heeft gemotiveerd betwist dat sprake is van een incourante kleur, omdat of een kleur incourant is subjectief is.
3.23.
De rechtbank stelt voorop dat onder omstandigheden de kleur van een auto een waardevermindering zou kunnen rechtvaardigen. Een voertuig in een (zeer) incourante kleur zou minder waard kunnen zijn dan een voertuig in een gangbare kleur. De rechtbank is echter van oordeel dat in dit geval – gelet op de gemotiveerde betwisting door de inspecteur - niet aannemelijk is gemaakt dat een waardevermindering op zijn plaats is. Gelet op de stelling van belanghebbende dat deze auto een auto is die normaliter wordt gebruikt door beroemdheden om op te vallen, zou de kleur ook juist een meerwaarde kunnen bieden. Dat maakt dat deze kleur niet per definitie resulteert in een waardevermindering. Voor het overige heeft belanghebbende niets aangevoerd waarmee haar stelling wordt onderbouwd.
Waardevermindering wegens schade
3.24.
Belanghebbende heeft ter onderbouwing van de door haar bepleite schade verwezen naar de gegevens die bij de aangifte zijn overgelegd. De inspecteur heeft de door belanghebbende bepleite schade gemotiveerd betwist. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de inspecteur en gelet op het door belanghebbende overgelegde fotomateriaal heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat met een bedrag aan schade rekening moet worden gehouden. De door belanghebbende gestelde ‘schade’ die de inspecteur volgens haar ten onrechte niet in zijn schadecalculatie heeft betrokken, behelst naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan normale gebruiksschade zoals onder 3.5 bedoeld.
3.25.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank met betrekking tot auto 4 het bedrag aan nageheven Bpm.
Auto 6
3.26.
Met betrekking tot auto 6 is de historische nieuwprijs en de waardevermindering wegens schade in geschil.
Historische nieuwprijs
3.27.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de historische nieuwprijs moet worden berekend aan de hand van het wettelijke systeem uitgaande van de netto catalogusprijs, te vermeerderen met Btw en Bpm. De inspecteur stelt dat indien een koerslijst gevolgd wordt voor de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat, ook de historische nieuwprijs uit die koerslijst gehanteerd dient te worden.
Beide partijen hanteren een koerslijst van X-Ray. Partijen hebben ter zitting verklaard dat het verschil tussen de bedragen die volgen uit beide standpunten (en koerslijsten) komt door een verschil in CO2-uitstoot. Belanghebbende stelt dat de inspecteur bij het hanteren van een referentievoertuig uit een koerslijst, de CO2-uitstoot moet aanpassen naar de CO2-uitstoot van de onderhavige auto. Daarmee wordt een afwijking van het referentievoertuig bewerkstelligd. De inspecteur bestrijdt de stelling van belanghebbende dat de CO2-uitstoot aangepast dient te worden en verwijst ter onderbouwing naar het arrest van de Hoge Raad van 20 mei 2022 [2] en naar de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 september 2022. [3]
3.28.
In het door de inspecteur aangehaalde arrest heeft de Hoge Raad het volgende overwogen:
“3.3.4. Opmerking verdient nog dat om het juiste afschrijvingspercentage als bedoeld in artikel 10, lid 2, van de Wet te kunnen vaststellen, zowel de catalogusprijs als de handelsinkoopwaarde betrekking moeten hebben op dezelfde referentieauto. Een afschrijvingspercentage voor een kampeerauto kan dus niet worden bepaald op basis van enerzijds een catalogusprijs die is bepaald door vergelijking met een gesloten bestelauto en anderzijds een handelsinkoopwaarde die is bepaald door vergelijking met een andersoortig motorvoertuig (in dit geval een kampeerauto).”
3.29.
De rechtbank stelt voorop dat op de inspecteur de bewijslast rust om de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde aannemelijk te maken. Dit is mogelijk aan de hand van een koerslijst. Een koerslijst is een weergave van een referentievoertuig dat het meest vergelijkbaar is met de onderhavige auto.
3.30.
Zoals volgt uit de overweging van de Hoge Raad (zie 3.28), dienen zowel de catalogusprijs (de historische nieuwprijs) als de handelsinkoopwaarde betrekking te hebben op dezelfde referentieauto om het juiste afschrijvingspercentage vast te stellen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de stelling van de inspecteur juist is. Dat een koerslijst wellicht de mogelijkheid biedt om de CO2-uitstoot handmatig aan te passen, waardoor de historische bruto Bpm en daarmee de historische nieuwprijs wijzigt, maakt dat niet anders. De aanpassing van de CO2-uitstoot zou naar het oordeel van de rechtbank strijdig zijn met de opgenomen overweging van de Hoge Raad. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat indien de CO2-uitstoot aangepast zou worden, er dan een ander referentievoertuig uit de koerslijst zou volgen. Daarvan zijn geen uitdraaien overgelegd. Voor zover er nog andere oorzaken (naast de CO2-uitstoot) zouden zijn die het verschil in de bepleite bedragen aan historische nieuwprijs zouden kunnen verklaren, zijn die de rechtbank niet duidelijk geworden.
3.31.
In de beroepsfase heeft de inspecteur een lagere historische nieuwprijs bepleit dan in de uitspraak op bezwaar is gehanteerd. Ter zitting heeft de inspecteur het standpunt ingenomen toch aan te sluiten bij de historische nieuwprijs zoals is gehanteerd bij de uitspraak op bezwaar. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank de historische nieuwprijs zoals gehanteerd door de inspecteur bij het doen van uitspraak op bezwaar van € 125.865.
Waardevermindering wegens schade
3.32.
Belanghebbende heeft ter onderbouwing van de door haar bepleite schade verwezen naar de gegevens die bij de aangifte zijn overgelegd. De inspecteur heeft de door belanghebbende bepleite schade gemotiveerd betwist. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de inspecteur en gelet op het door belanghebbende overgelegde fotomateriaal heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat met een bedrag aan schade rekening moet worden gehouden. Op de foto’s van de auto zijn bij de achterbumper donkere strepen te zien. Van deze foto’s is niet af te leiden of sprake is van schade of dat de auto vies is. De door belanghebbende gestelde ‘schade’ die de inspecteur volgens haar ten onrechte niet in zijn schadecalculatie heeft betrokken, behelst naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan normale gebruiksschade zoals onder 3.5 bedoeld.
3.33.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank met betrekking tot auto 6 het bedrag aan nageheven Bpm zoals volgt uit de uitspraak op bezwaar.
Auto 7
3.34.
Met betrekking tot auto 7 is de waardevermindering wegens schade in geschil.
3.35.
Belanghebbende heeft ter onderbouwing van de door haar bepleite schade verwezen naar de gegevens die bij de aangifte zijn overgelegd. De inspecteur heeft de door belanghebbende bepleite schade gemotiveerd betwist. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de inspecteur en gelet op het door belanghebbende overgelegde fotomateriaal heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat met een bedrag aan schade rekening moet worden gehouden. De door belanghebbende gestelde ‘schade’ die de inspecteur volgens haar ten onrechte niet in zijn schadecalculatie heeft betrokken, behelst naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan normale gebruiksschade zoals onder 3.5 bedoeld.
3.36.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank met betrekking tot auto 7 het bedrag aan nageheven Bpm zoals volgt uit de uitspraak op bezwaar.
Auto 8
3.37.
Met betrekking tot auto 8 is tussen partijen in geschil:
de historische nieuwprijs;
of sprake is van een ex-rental, waardoor de koerslijst van X-Ray zoals door belanghebbende overgelegd gehanteerd kan worden voor het bepalen van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat;
of sprake is van een waardevermindering wegens schade.
Historische nieuwprijs
3.38.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de historische nieuwprijs moet worden berekend aan de hand van het wettelijke systeem uitgaande van de netto catalogusprijs, te vermeerderen met Btw en Bpm. Met betrekking tot deze auto berekent de inspecteur de historische nieuwprijs op dezelfde wijze als belanghebbende. Belanghebbende bepleit een bedrag van € 277.751 (uitgaande van een bedrag aan historische bruto Bpm van € 73.049) en de inspecteur bepleit een bedrag van € 274.925 (uitgaande van een bedrag aan historische bruto Bpm van € 70.489). Bij de berekening gaat de inspecteur uit van het bedrag aan historische bruto Bpm zoals volgt uit artikel 16a van de Wet Bpm. Op de inspecteur rust de bewijslast om de historische nieuwprijs aannemelijk te maken.
3.39.
De rechtbank is van oordeel dat het onjuist is om bij de berekening van de historische nieuwprijs uit te gaan van het bedrag aan historische bruto Bpm dat volgt uit artikel 16a van de Wet Bpm. Uit de systematiek van artikel 10, tweede lid, van de Wet Bpm volgt dat een wijziging van de bruto Bpm als gevolg van het toepassen van het tussentijds tarief geen invloed heeft op de historische nieuwprijs. Voor de bepaling van het afschrijvingspercentage is namelijk bepalend het tijdstip waarop de auto is ingeschreven in het kentekenregister en tenaamgesteld. [4]
3.40.
Gelet op het voorgaande heeft de inspecteur de door hem bepleite historische nieuwprijs niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank volgt daarom de door belanghebbende bepleite historische nieuwprijs van € 277.751.
Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat - ex-rental
3.41.
Belanghebbende stelt dat sprake is van een ex-rental en onderbouwt zijn stelling door te verwijzen naar het door haar overgelegde taxatierapport en de inkoopfactuur waarop vermeld staat ‘ex rental BMW belgie’.
3.42.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende met het voorgaande aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een ex-rental. De inspecteur heeft de stelling van belanghebbende weliswaar betwist, maar de enkele stelling dat ook sprake zou kunnen zijn van een lease auto is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om van een gemotiveerde betwisting te spreken. Gelet hierop zal de rechtbank de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van de door belanghebbende overgelegde koerslijst van X-Ray volgen.
3.43.
Aangezien – gelet op het voorgaande - de door belanghebbende bepleite historische nieuwprijs en handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat worden gevolgd, dient de naheffingsaanslag voor zover deze betrekking heeft op auto 8 te worden verminderd naar nihil. De vraag of plaats is voor een waardevermindering wegens schade behoeft geen verdere behandeling.
Auto 9
3.44.
Met betrekking tot auto 9 zijn de historische nieuwprijs en de waardevermindering wegens schade in geschil.
Historische nieuwprijs
3.45.
Partijen nemen met betrekking tot de historische nieuwprijs dezelfde standpunten in als bij auto 6 (zie 3.27). Bij auto 9 hanteren beide partijen een koerslijst van Eurotaxglass’s en kan volgens partijen het verschil tussen de bepleite bedragen verklaard worden door het verschil in CO2-uitstoot.
3.46.
Gelet op het overwogene in 3.30 volgt de rechtbank de historische nieuwprijs zoals bepleit door de inspecteur van € 111.907.
Waardevermindering wegens schade
3.47.
Belanghebbende heeft ter onderbouwing van de door haar bepleite schade verwezen naar de gegevens die bij de aangifte zijn overgelegd. De inspecteur heeft de door belanghebbende bepleite schade gemotiveerd betwist. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de inspecteur en gelet op het door belanghebbende overgelegde fotomateriaal heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat met een hoger bedrag aan schade rekening moet worden gehouden dan de inspecteur reeds heeft gedaan. De door belanghebbende gestelde ‘schade’ die de inspecteur volgens haar ten onrechte niet of onvoldoende in zijn schadecalculatie heeft betrokken, behelst naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan normale gebruiksschade zoals onder 3.5 bedoeld.
3.48.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank met betrekking tot auto 9 het bedrag aan na te heffen Bpm zoals door de inspecteur is bepleit in het verweerschrift.
Auto 10
3.49.
Met betrekking tot auto 10 zijn de historische nieuwprijs en de waardevermindering wegens schade in geschil.
Historische nieuwprijs
3.50.
Partijen nemen met betrekking tot de historische nieuwprijs dezelfde standpunten in als bij auto 6 (zie 3.27). Bij auto 10 hanteren beide partijen een koerslijst van Eurotaxglass’s en kan volgens partijen het verschil tussen de bepleite bedragen verklaard worden door het verschil in CO2-uitstoot.
3.51.
Gelet op het overwogene in 3.30 volgt de rechtbank de historische nieuwprijs zoals bepleit door de inspecteur van € 119.507.
Waardevermindering wegens schade
3.52.
Belanghebbende heeft ter onderbouwing van de door haar bepleite schade verwezen naar de gegevens die bij de aangifte zijn overgelegd. De inspecteur heeft de door belanghebbende bepleite schade gemotiveerd betwist. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de inspecteur en gelet op het door belanghebbende overgelegde fotomateriaal heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat met een bedrag aan schade rekening moet worden gehouden. De door belanghebbende gestelde ‘schade’ die de inspecteur volgens haar ten onrechte niet in zijn schadecalculatie heeft betrokken, behelst naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan normale gebruiksschade zoals onder 3.5 bedoeld.
3.53.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank met betrekking tot auto 10 het bedrag aan na te heffen Bpm zoals door de inspecteur is bepleit in het verweerschrift.
Auto 11
3.54.
Met betrekking tot auto 11 is de waardevermindering wegens schade in geschil.
3.55.
Belanghebbende heeft ter onderbouwing van de door haar bepleite schade verwezen naar de gegevens die bij de aangifte zijn overgelegd. De inspecteur heeft de door belanghebbende bepleite schade gemotiveerd betwist. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de inspecteur en gelet op het door belanghebbende overgelegde fotomateriaal heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat met een hoger bedrag aan schade rekening moet worden gehouden dan de inspecteur reeds heeft gedaan. De door belanghebbende gestelde ‘schade’ die de inspecteur volgens haar ten onrechte of onvoldoende niet in zijn schadecalculatie heeft betrokken, behelst naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan normale gebruiksschade zoals onder 3.5 bedoeld.
3.56.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank met betrekking tot auto 11 het bedrag aan nageheven Bpm.
Auto 12
3.57.
Met betrekking tot auto 12 is ter zitting komen vast te staan dat uitgegaan dient te worden van een historische bruto Bpm van € 29.859 en een historische nieuwprijs van € 150.411. Tussen partijen is nog in geschil de waardevermindering wegens schade.
3.58.
Belanghebbende heeft ter onderbouwing van de door haar bepleite schade verwezen naar de gegevens die bij de aangifte zijn overgelegd. De inspecteur heeft de door belanghebbende bepleite schade gemotiveerd betwist. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de inspecteur en gelet op het door belanghebbende overgelegde fotomateriaal heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat met een hoger bedrag aan schade rekening moet worden gehouden dan de inspecteur reeds heeft gedaan. De door belanghebbende gestelde ‘schade’ die de inspecteur volgens haar ten onrechte niet of onvoldoende in zijn schadecalculatie heeft betrokken, behelst naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan normale gebruiksschade zoals onder 3.5 bedoeld.
3.59.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank met betrekking tot auto 12 het bedrag aan na te heffen Bpm zoals door de inspecteur is bepleit in het verweerschrift.
Auto 13
3.60.
Met betrekking tot auto 13 is tussen partijen in geschil of belanghebbende een beroep toekomt op de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 43.000, zoals volgt uit het marktonderzoek dat door haar taxateur is verricht. Tevens is de waardevermindering wegens schade in geschil.
Marktonderzoek
3.61.
De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast met betrekking tot de hoogte van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op de inspecteur rust. De inspecteur heeft aangesloten bij het taxatierapport van DRZ. De taxateur van DRZ heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat gebaseerd op de laagste koerslijst. In beroep heeft de inspecteur de volgens hem te hanteren handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op grond van de koerslijst van Eurotaxglass’s minus de bijstelling voor markt- en dealersituatie. Naar het oordeel van de rechtbank kan een koerslijst, die immers is gebaseerd op vele transacties in de markt, doorgaans een goede indicatie geven van de waarde van vergelijkbare auto’s. Hiermee heeft de inspecteur, behoudens tegenbewijs, een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 46.612, dan ook aannemelijk gemaakt.
3.62.
Belanghebbende heeft verdedigd dat de op marktonderzoek gebaseerde berekening van zijn taxateur leidt tot een lagere handelsinkoopwaarde van de auto.
3.63.
Nog daargelaten of in dit geval op grond van artikel 10, achtste lid, van de Wet Bpm de handelsinkoopwaarde kan worden vastgesteld aan de hand van een marktonderzoek, is de door belanghebbende betoogde handelsinkoopwaarde niet bruikbaar. De handelsinkoopmarge van 35% is niet onderbouwd. De rechtbank is daarmee van oordeel dat belanghebbende de stelling van de inspecteur niet voldoende gemotiveerd betwist heeft. De rechtbank volgt de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat zoals vastgesteld door de inspecteur.
Waardevermindering wegens schade
3.64.
Belanghebbende heeft ter onderbouwing van de door haar bepleite schade verwezen naar de gegevens die bij de aangifte zijn overgelegd. De inspecteur heeft de door belanghebbende bepleite schade gemotiveerd betwist. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de inspecteur en gelet op het door belanghebbende overgelegde fotomateriaal heeft belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat met een bedrag aan schade rekening moet worden gehouden. De door belanghebbende gestelde ‘schade’ die de inspecteur volgens haar ten onrechte niet of onvoldoende in zijn schadecalculatie heeft betrokken, behelst naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan normale gebruiksschade zoals onder 3.5 bedoeld.
3.65.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank met betrekking tot auto 13 het bedrag aan nageheven Bpm.
Vermindering naheffingsaanslag
3.66.
De rechtbank vermindert de naheffingsaanslag, zoals deze luidt na de uitspraak op bezwaar, met een bedrag van € 8.951 naar € 16.728. Voor een overzicht van de bedragen verwijst de rechtbank naar de tabellen in de bijlage. Het beroep is om die reden gegrond.
Verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn
3.67.
Belanghebbende heeft ter zitting op 7 oktober 2022 verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens de lange duur van de procedure. De rechtbank ziet aanleiding voor toekenning van een vergoeding van immateriële schade in verband met overschrijding van de redelijke termijn. De Hoge Raad heeft als uitgangspunt bepaald dat een redelijke behandeltermijn voor de bezwaar- en beroepsfase in eerste aanleg een periode van twee jaar bedraagt. [5] Indien deze termijn wordt overschreden, is er aanleiding voor een vergoeding van immateriële schade.
3.68.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ontvangen op 25 september 2019. De uitspraak op bezwaar is van 20 mei 2021. De rechtbank doet uitspraak op 18 november 2022. De redelijke termijn is daarmee overschreden met 1 jaar en 2 maanden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende recht op een schadevergoeding van € 1.500. Dit bedrag komt volledig voor rekening van de inspecteur.

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar en vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 16.728. Omdat het beroep gegrond is, moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding voor haar proceskosten voor de beroepsfase.
4.2.
De inspecteur moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.518, omdat de gemachtigde van belanghebbende een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een hogere wegingsfactor toe te passen dan 1. Weliswaar bevat het dossier vele pagina’s, maar het dossier bestaat grotendeels uit beeldmateriaal en overige bewijsstukken. Daarbij bestaat veel overlap tussen de grieven van belanghebbende per auto. Daardoor kan naar het oordeel van de rechtbank niet gesproken worden van een zware zaak. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed dienen te worden. Voor de bezwaarfase is al een kostenvergoeding toegekend en de hoogte van deze vergoeding is niet in geschil.

5.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 16.728;
- vermindert de in rekening gebrachte belastingrente dienovereenkomstig;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 360 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 1.518 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 7 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.
Bijlage - tabellen
Historische nieuwprijs
Handels- inkoopwaarde in onbeschadigde staat
Waarde-vermindering wegens schade
Handels-
inkoopwaarde in beschadigde staat
Afschrijvings- percentage
Historische bruto Bpm
Rest-Bpm
(A)
Auto 1
-
-
-
-
-
-
Auto 2
75.63
24.696
1.146
23.55
68,86%
15.079
4.695
Auto 3
169.999
44.53
44.53
73,81%
29.811
7.808
Auto 4
140.145
77.501
77.501
44,70%
25.815
14.276
Auto 5
-
-
-
-
-
-
Auto 6
125.865
62.56
62.56
50,30%
30.09
14.955
Auto 7
200.22
72.299
72.299
63,89%
63.751
23.02
Auto 8
277.751
105.508
105.508
62,01%
70.489
26.776
Auto 9
111.907
29.244
3.037
26.207
76,58%
21.696
5.08
Auto 10
119.507
59.392
59.392
50,30%
29.997
14.907
Auto 11
127.701
58.784
618
58.166
54,45%
24.865
11.325
Auto 12
150.411
60.326
1.257
59.069
60,73%
29.859
11.726
Auto 13
181.138
46.612
46.612
74,27%
37.869
9.744
Rest-Bpm oordeel rechtbank (A)
Extra leeftijds-
korting (B)
Reeds op aangifte betaalde Bpm (C)
Sub-
totaal
(D)
(=A-B-C)
Naheffings-aanslag na uitspraak op bezwaar (E)
Verschil
(=E-D)
Auto 1
-
-
2.106
2.106
Auto 2
4.695
1.654
3.041
3.288
247
Auto 3
7.808
525
5.777
1.506
1.506
Auto 4
14.276
11.651
2.625
2.625
Auto 5
-
-
Auto 6
14.954 [6]
14.142
812
812
Auto 7
23.02
1.392
21.066
557
Auto 8
26.776
641
26.212
2.987
2.987
Auto 9
5.08
110
4.575
395
765
370
Auto 10
14.905 [9]
14.266
639
2.82
2.181
Auto 11
11.325
10.204
1.121
1.122
1
Auto 12
11.726
215
9.629
1.882
2.941
1.059
Auto 13
9.743 [10]
140
5.347
4.256
4.256
Totaal
€ 16.728
€ 8.951

Voetnoten

1.Vergelijk Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 december 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5260.
4.Artikel 10, tweede lid, van de Wet Bpm in combinatie met artikel 47 van de Wegenverkeerswet.
5.Zie Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252.
6.De rechtbank berekent de rest-Bpm op € 14.955. Aangezien de inspecteur uitgaat van een bedrag van € 14.954 en dit in het voordeel is van belanghebbende, volgt de rechtbank dit bedrag.
7.De rechtbank berekent het subtotaal op € 562. Aangezien na uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag voor auto 7 € 557 bedraagt en dit in het voordeel is van belanghebbende, volgt de rechtbank dit bedrag.
8.De rechtbank berekent het subtotaal op negatief € 77. Aangezien een naheffingsaanslag niet verminderd kan worden naar een negatief bedrag, wordt deze verminderd naar nihil.
9.De rechtbank berekent de rest-Bpm op € 14.907. Aangezien de inspecteur uitgaat van een bedrag van € 14.905 en dit in het voordeel is van belanghebbende, volgt de rechtbank dit bedrag.
10.De rechtbank berekent de rest-Bpm op € 9.744. Aangezien de inspecteur uitgaat van een bedrag van € 9.743 en dit in het voordeel is van belanghebbende, volgt de rechtbank dit bedrag.