Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
3.Beoordeling door de rechtbank
4.Conclusie en gevolgen
5.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 november 2022, zaaknummer 20-6664, is belanghebbende aansprakelijk gesteld voor de omzetbelastingschulden van een fiscale eenheid. De ontvanger van de belastingdienst had belanghebbende op grond van artikel 43 van de Invorderingswet 1990 aansprakelijk gesteld voor een totaalbedrag van € 175.408, voortkomend uit meerdere naheffingsaanslagen omzetbelasting. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aansprakelijkstelling, maar de rechtbank oordeelt dat de aansprakelijkstelling terecht is. De rechtbank stelt vast dat er geen strijd is met het evenredigheidsbeginsel, aangezien het de bedoeling van de wetgever is dat lichamen die deel uitmaken van een fiscale eenheid hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de belastingschulden. Dit is bedoeld om te voorkomen dat er geen verhaalsmogelijkheid is voor de belastingdienst. De rechtbank heeft ook het beroep van belanghebbende op het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel verworpen, omdat de wetgever geen inbreuk maakt op dit beginsel door de aansprakelijkheid te regelen zoals gedaan. De rechtbank concludeert dat belanghebbende terecht aansprakelijk is gesteld en verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de aansprakelijkstelling in stand blijft en er geen terugbetaling van griffierecht of proceskosten plaatsvindt.