ECLI:NL:RBZWB:2022:6274

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
BRE-22-1747
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

Op 28 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-22-1747, waarbij het beroep van de belanghebbende kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht. De belanghebbende had gereageerd op een extra aankondiging dwangbevel betreffende de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2019. De inspecteur van de belastingdienst had de brief van de belanghebbende aangemerkt als een beroepschrift tegen de uitspraak op bezwaar van 17 april 2021 en deze doorgezonden naar de rechtbank.

De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat de belanghebbende het griffierecht van € 365,- niet tijdig had betaald. De rechtbank heeft de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om een beroep op betalingsonmacht te onderbouwen, maar de griffier heeft dit beroep afgewezen. De rechtbank volgde daarbij de lijn van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat stelt dat rechtspersonen ook een beroep kunnen doen op betalingsonmacht. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de belanghebbende in verzuim was geweest en dat de financiële situatie van de belanghebbende niet recent genoeg was om betalingsonmacht te onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep van de belanghebbende kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1747

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

Bij brief 13 januari 2022 heeft belanghebbende gereageerd op een “extra aankondiging dwangbevel” betreffende de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2019 met aanslagnummer [aanslagnummer]. De inspecteur heeft de brief aangemerkt als een beroepschrift tegen de uitspraak op bezwaar van 17 april 2021 en doorgezonden naar de rechtbank, omdat de rechtbank bevoegd is om het beroepschrift te behandelen.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 365,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Bij brief van 11 april 2022, die is ontvangen en doorgezonden door de Belastingdienst, heeft belanghebbende gemeld niet in staat te zijn het griffierecht te voldoen wegens betalingsonmacht. Belanghebbende is vervolgens in de gelegenheid gesteld om het beroep op betalingsonmacht te onderbouwen. Belanghebbende heeft bij brief, binnengekomen op 23 juni 2022 informatie verstrekt. De griffier heeft vervolgens het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
Hier is niet gebleken dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. Opmerking verdient daarbij dat het beroep op betalingsonmacht terecht is afgewezen. De rechtbank volgt de lijn van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch dat rechtspersonen eveneens een beroep kunnen doen op betalingsonmacht. [1] Bij de beoordeling of een rechtspersoon met succes een beroep kan doen op betalingsonmacht, moet niet alleen worden beoordeeld of de rechtspersoon inkomen of vermogen heeft waaruit het verschuldigde griffierecht kan worden voldaan, maar ook of de aandeelhouders en/of bestuurders van de rechtspersoon in staat moeten kunnen worden geacht de financiële middelen te verstrekken om het verschuldigde griffierecht te voldoen [2] . Op basis van de door belanghebbende ingebrachte gegevens kan niet worden vastgesteld dat sprake is van betalingsonmacht. Belanghebbende voert aan dat ze geen bankrekeningen aanhouden of geld in de kas hebben en dat het vermogen van belanghebbende nihil is. Belanghebbende heeft dan ook geen recente gegevens overgelegd over het inkomen (of de winst) en het vermogen. Er is enkel een brief overgelegd die gaat over beslaglegging op het AOW-pensioen van de uiteindelijk bevoegd bestuurder met daarbij een financieel overzicht. Beiden zien op de maand augustus van het jaar 2021. Deze gegevens zijn dan ook niet recent.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 24 juli 2022 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres.
Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 28 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

2.Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 20 februari 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:706 en Hoge Raad 27 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2020.