ECLI:NL:RBZWB:2022:5975

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1058
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 oktober 2022, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis beoordeeld. Eiser had op 18 augustus 2020 een verzoek ingediend om inzage in zijn persoonsgegevens op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Het college heeft dit verzoek op 28 oktober 2020 afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit. De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2021 niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht, maar dit oordeel werd later herzien in een uitspraak van 17 september 2021, waarin het verzet van eiser gegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft vervolgens ambtshalve beoordeeld of het beroep ontvankelijk is. Hierbij werd vastgesteld dat eiser misbruik heeft gemaakt van zijn recht om beroep in te stellen. Eiser had niet alleen een AVG-verzoek ingediend bij het college van Sluis, maar ook bij meerdere andere gemeenten, wat erop wijst dat zijn intentie niet was om inzage in persoonsgegevens te verkrijgen, maar om dwangsommen te innen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser zijn bevoegdheid om beroep in te stellen heeft misbruikt. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1058

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis (het college)

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit door het college.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van het college. Eiser is zonder voorafgaand bericht niet verschenen.

Totstandkoming van het besluit

2. Het college heeft op 19 augustus 2020 een verzoek van eiser van 18 augustus 2020 ontvangen om inzage in hem betreffende persoonsgegevens op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)
2.1.
Bij brief van 24 september 2020 heeft het college eiser medegedeeld dat bij het college geen gegevens over eiser bekend zijn en dat het voornemen bestaat om het verzoek daarom af te wijzen. Het college heeft eiser gevraagd zijn verzoek uiterlijk 9 oktober 2020 te preciseren indien hij van mening is dat het college wel over hem betreffende persoonsgegevens beschikt. Het college heeft de beslistermijn op grond van artikel 4:15 en artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht opgeschort tot de dag waarop de precisering is overgelegd, of tot 9 oktober 2020 wanneer eiser geen gebruik maakt van de gelegenheid zijn verzoek te preciseren.
2.2.
Bij brief van 26 september 2020, door het college ontvangen op 29 september 2020, heeft eiser het college verzocht een besluit te nemen op zijn brief van 18 augustus 2020. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat er niet tijdig is beslist en heeft het college verzocht voortvarend te werk te gaan.
2.3.
Met het besluit van 28 oktober 2020 heeft het college eisers AVG-verzoek afgewezen.
2.4.
Bij brief van 12 november 2020, door het college ontvangen op 13 november 2020 heeft eiser het college verzocht een besluit te nemen naar aanleiding van zijn brief van 26 september 2020. Eiser heeft gesteld dat er niet tijdig is beslist en heeft het college verzocht voortvarend te werk te gaan.
2.5.
Eiser heeft vervolgens op 20 december 2020, door het college ontvangen op 22 december 2020 bezwaar gemaakt tegen het door het college niet tijdig nemen van een dwangsombesluit. Eiser heeft het college verzocht alsnog een dwangsombesluit te nemen en daarbij de verbeurde dwangsom vast te stellen.
2.6.
Bij besluit van 19 januari 2021 heeft het college een dwangsombesluit genomen en zich daarin op het standpunt gesteld dat geen dwangsommen wegens niet tijdig beslissen zijn verbeurd.
2.7.
Het college heeft het bezwaarschrift tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit naar de rechtbank gestuurd om het te behandelen als een beroep.
2.8.
De rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 27 juli 2021 niet-ontvankelijk verklaard, wegens het niet betalen van het griffierecht. Eiser heeft daartegen verzet ingesteld. Het verzet is bij uitspraak van 17 september 2021 gegrond verklaard, omdat eiser voorafgaand aan de uitspraak van 27 juli 2021 een beroep op betalingsonmacht had gedaan, waarop ten tijde van die uitspraak nog niet was beslist.

Ambtshalve

3. Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep moet de rechtbank eerst uit eigen beweging (“ambtshalve”) beoordelen of het beroep ontvankelijk is. Een beroep is onder meer niet-ontvankelijk als sprake is van misbruik van recht [1] .
3.1.
Op grond van artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek (BW), gelezen in verbinding met artikel 3:15 van het BW, kan de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze artikelen verzetten zich tegen inhoudelijke behandeling van een bij de bestuursrechter ingesteld beroep dat misbruik van recht behelst. Ze bieden een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig beroep. Daartoe zijn zwaarwichtige gronden vereist, die onder meer aanwezig zijn indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.
Een min of meer overmatig beroep op door de overheid geboden faciliteiten levert in het algemeen op zichzelf geen misbruik van recht op. Elk beroep op die faciliteiten brengt immers kosten met zich voor de overheid en benadeelt de overheid in zoverre. Wel kan het aantal malen dat een bepaald recht of een bepaalde bevoegdheid wordt aangewend, in combinatie met andere omstandigheden bijdragen aan de conclusie dat misbruik van recht heeft plaatsgevonden [2] .
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank geeft de manier waarop eiser gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om beroep in te stellen wegens het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit blijk van kwade trouw. Eiser heeft misbruik heeft gemaakt van die bevoegdheid. De rechtbank overweegt daarbij als volgt.
3.3.
Eisers beroep tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit is het rechtstreekse gevolg van een AVG-verzoek van eiser, waarop het college volgens eiser niet tijdig zou hebben beslist.
3.4.
Eiser heeft niet alleen een AVG-verzoek gedaan bij het college van de gemeente Sluis. Uit eerdere beroepszaken van eiser bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant blijkt dat eiser bij tenminste zes colleges van andere gemeentes in dit arrondissement AVG-verzoeken heeft gedaan, te weten bij de colleges van de gemeente Breda, Tilburg, Steenbergen, Kapelle, Tholen en Hilvarenbeek [3] . Al deze beroepszaken zijn steeds aangevangen met een beroep door eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het AVG-verzoek, danwel wegens het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit door het college van de desbetreffende gemeente.
3.5.
Daar komt bij dat uit de stukken niet kan worden opgemaakt met welk doel eiser, die in [plaatsnaam] woont, bij het college van de gemeente Sluis een AVG-verzoek heeft gedaan. Zoals volgt uit de brief van het college van 24 september 2020 waren er van eiser geen gegevens bekend bij de gemeente Sluis en ter zitting heeft de gemachtigde van de gemeente Sluis naar voren gebracht dat eiser in de gemeente in het geheel niet bekend is. Eiser heeft ook geen gebruik heeft gemaakt van de door het college gegeven mogelijkheid om zijn verzoek te preciseren. In plaats daarvan heeft eiser het college alleen medegedeeld dat de beslistermijn is verstreken en heeft hij het college verzocht voortvarend te werk te gaan bij het nemen van een besluit op zijn verzoek. Eiser heeft ook geen bezwaar gemaakt tegen de afwijzing door het college van zijn AVG-verzoek. Ook daarin vindt de rechtbank steun voor het oordeel dat het eiser niet te doen is geweest om inzage in de hem betreffende persoonsgegevens, maar enkel om het innen van dwangsommen.
3.6.
Omdat eiser het AVG-verzoek en daarop volgend het beroep tegen het niet tijdig vaststellen van de dwangsombeschikking heeft ingediend met geen ander doel dan het innen van dwangsommen, heeft eiser misbruik gemaakt van de mogelijkheden die de wet hem biedt. Het beroep is om die reden niet-ontvankelijk.
3.7.
Het college heeft eisers verzoek om de dwangsom vast te stellen bij besluit van 19 januari 2021 afgewezen. Tegen dat besluit is ingevolge artikel 6:20 van de Awb een beroep van rechtswege ontstaan. Omdat dat beroep niet los kan worden gezien van het hiervoor omschreven misbruik van recht wordt ook dat beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht.

Conclusie en gevolgen

4. De rechtbank verklaart de beroepen niet ontvankelijk. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling.
4.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 19 januari 2021 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 4 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.