Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
(…),
Dat[de vennootschap]
, zeker meer dan 10 jaar geleden aan (…) [naam] en aan zijn broer (…) gelden heeft verstrekt ten behoeve van aankoop van sportvelgen.
Dat hierdoor een schuld van (…) is ontstaan jegens[de vennootschap]
, deze schuld op dit moment, inclusief rente en kosten groot (…) euro is;
Dat (…) [naam] (samen met zijn broer (…)) deze vordering betwist en tevens niet in staat is om de vordering terug te betalen;
Dat de vordering van[de vennootschap]
verjaard is;
Dat[de vennootschap]
bereid is om de schuld van (…) [naam] kwijt te schelden per 30 december 2016 voor (…) euro.
, heeft per 30 december 2016 een vordering op (…) [naam] groot (…) euro.
(…) [naam] heeft geen middelen om deze schuld dan wel op korte of langere
Partijen zijn het er over eens dat deze schuld niet voor verwezenlijking vastbaar is.
scheldt derhalve de vordering die zij heeft op (…) [naam] per 30 december 2016 kwijt voor (…) euro, (…).
Deze kwijtschelding is ingegeven door het feit dat de schuld niet voor verwezenlijking vastbaar is.
Tevens is deze kwijtschelding ingegeven door het feit dat de schuld is verjaard.
Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing
3.Beoordeling door de rechtbank
4.Conclusie en gevolgen
5.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;