ECLI:NL:RBZWB:2022:5505

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
19/6057 t/m 19/6064
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van navorderingsaanslagen en vergrijpboetes in het belastingrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 september 2022, worden de beroepen van belanghebbenden tegen de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en zorgverzekeringswet (Zvw) beoordeeld. De inspecteur had navorderingsaanslagen opgelegd na een boekenonderzoek bij de vennootschap onder firma (vof) van belanghebbenden. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht de bijtelling voor het privégebruik van de auto’s heeft gecorrigeerd, aangezien belanghebbenden niet konden aantonen dat de auto’s niet privé werden gebruikt. Daarnaast wordt de aftrek van een concernbijdrage door de rechtbank afgewezen, omdat belanghebbenden niet voldoende bewijs hebben geleverd dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en zakelijk zijn. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en handhaaft de navorderingsaanslagen en belastingrentebeschikkingen. Echter, vanwege de lange duur van de procedures worden de vergrijpboetes ambtshalve gematigd van € 800 naar € 680 per persoon. De rechtbank benadrukt dat de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd, maar dat de overschrijding van de redelijke termijn aanleiding geeft tot deze matiging.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 19/6057 tot en met 19/6064
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 september 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende 2] (de vrouw) en [belanghebbende 2] (de man), uit Bergen op Zoom, belanghebbenden,
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbenden tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 13 november 2019.
1.2.
De inspecteur heeft aan ieder van belanghebbenden over de jaren 2014 en 2015 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV), alsmede navorderingsaanslagen zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd. Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslagen zijn belastingrentebeschikkingen en boetebeschikkingen gegeven.
1.3.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbenden ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de navorderingsaanslagen gehandhaafd.
1.4.
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met twee verweerschriften voor de vrouw en de man afzonderlijk.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 28 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbenden, vergezeld ter bijstand van zijn kantoorgenoot [kantoorgenoot] , en namens de inspecteur [inspecteur] en [inspecteur] .

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
Belanghebbenden exploiteren sinds 1 januari 2010 een groente- en fruithandel in de vorm van een vennootschap onder firma onder de naam [vof] (hierna: de vof). Belanghebbenden houden sinds 8 oktober 2013 samen alle aandelen in [bv 1] (hierna: de bv) Deze vennootschap verricht beheersactiviteiten en houdt per dezelfde datum op haar beurt alle aandelen in [bv 2] Laatstgenoemde vennootschap verricht tot dusver geen activiteiten.
2.2.
De inspecteur heeft bij de vof een boekenonderzoek ingesteld en daarvan een rapport opgemaakt met dagtekening 28 februari 2019. In het rapport van het boekenonderzoek is onder meer het volgende opgenomen:
3 Fiscale balans
3.1
Materiële vaste activa
3.1.1
Gebouwen en terreinen
Deze balanspost bestaat ultimo 2015 uit gebouwen inclusief ondergrond. In 2015 heeft er een aanpassing van de garage plaatsgevonden. Volgens de adviseur en de heer [belanghebbende 2] wordt deze ruimte gebruikt om zichzelf en de kleding, na het werk te wassen. De adviseur heeft de ruimte als bedrijfsmiddel geactiveerd voor een bedrag van € 26.000.
Op 26 juni 2018 heeft de heer [belanghebbende 2] verklaard dat het een omkleedruimte betreft, waar de bedrijfskleding wordt verwisseld voor de gewone kleding. Dit is onzakelijk.
Ons inziens is er voorts geen sprake van een zelfstandige ruimte en laten de regels van de vermogensetikettering het niet toe om dit gedeelte als ondernemingsvermogen te beschouwen.
Correcties:
  • Geen afschrijvingskosten € 3.400;
  • Lager ondernemingsvermogen € 22.600
  • Geen investeringsaftrek, zie hoofdstuk 7.1.2 van dit rapport.
3.1.2
Vervoermiddel
In 2015 is teveel afgeschreven over de personenauto. Er is door de adviseur geen rekening gehouden met en restwaarde van 10% van de aanschafwaarde.
Correctie: minder afschrijvingskosten € 483.
(…)

4.Fiscale Winst- en Verliesrekening

(…)
4.4
Privé gebruik auto
Bij de bepaling van de winst, is ten onrechte geen rekening gehouden met de fiscale correctie voor het privégebruik van de personenauto die tot het bedrijfsvermogen behoort. Een sluitende kilometeradministratie, waardoor deze bijtelling achterwege zou dienen te blijven, ontbreekt.
Correctie:
Hogere winst 2013: € 2.433
Hogere winst 2014: € 2.433
Hogere winst 2015: € 10.595
Voor de gevolgen voor de omzetbelasting verwijs ik naar hoofdstuk 6.6 van dit rapport.

5.Bedrijfskosten

5.1
Notariskosten
De in het boekjaar 2013 ten laste van het resultaat gebrachte notariskosten betreffen een privéaangelegenheid, te weten aangaande een erfenis, derhalve zijn deze uitgaven niet als zakelijk te beschouwen.
Correctie: minder kosten 2013: €10.000.
5.2
Concernbijdrage
Over de gecontroleerde boekjaren zijn concernvergoedingen aan [bv 1] toegekend. Beide vennoten hebben 50% van de aandelen in handen. [bedrijf] is geen partner, dan wel aandeelhouder van de vennootschap onder firma. In het bedrag van het boekjaar 2013 zit tevens een inhaalvergoeding.
Volgens de adviseur is de vergoeding berekend en toegekend vanwege het feit dat [bedrijf] meedenkt in de exploitatie van de activiteiten binnen de Vennootschap onder firma.
De hoogte van de toegekende concernvergoedingen luiden:
2013: € 300.000 ( ziet op de jaren 2010, 2011 en 2012)
2014: € 130.000
2015: € 120.000
Tijdens het overleg op 26 juni 2018 konden noch cijfermatige onderbouwingen, noch verslagen van vergaderingen waarbij gesproken was over de bedrijfsopvolging, bedrijfstoekomst en dergelijke, worden overgelegd.
Daarnaast is er door de adviseur rekening gehouden met een vergoeding aan [bv 1] voor de jaren dat deze vennootschap nog niet was opgericht.
Standpunt:
Wij nemen het standpunt in dat het hier gaat om onzakelijk handelen. Een willekeurige derde zou voor "meedenken" absoluut niet een dergelijke buitenproportionele vergoeding ontvangen zonder enige vastlegging of ook zelfs maar een mondelinge afspraak. Daarnaast denkt een lichaam, lees de besloten vennootschap en de vennootschap onder firma niet zelfstandig. Dit denken kan alleen door de vennoten en aandeelhouders. In casu zijn de aandeelhouders dezelfde natuurlijke personen die vennoten van de vof zijn.
Tevens werd tijdens het eindgesprek aangegeven dat deze constructie mede was opgezet vanwege een tariefvoordeel.
Wij gaan niet akkoord met de zogenaamde concernvergoeding.
Correctie:
Hogere winst 2013: € 300.000, zijnde geen vergoeding over de jaren 2010, 2011 en
2012
Hogere winst 2014: € 130.000
Hogere winst 2013: € 120.000 (rechtbank: moet zijn: 2015)
Per fiscaal jaar:
2013/2014 : € 430.000;
2015 : € 120.000.
Voor zover er geen facturen zijn uitgereikt, dient dit alsnog te gebeuren.
Zie voorts het hoofdstuk afspraken van dit rapport.
(…)

11.Overzicht correcties

11.1
Winst uit onderneming
2013/2014
2015
Aangegeven \ vastgesteld
€ 382.117
€ 427.953
eindvermogen
Correctie 3.1.2
€ 483
Correctie 3.3.1
€ 3.400
Correctie 4.4
€ 4.866
€ 10.595
Correctie 5.1.1.
€ 10.000
Correctie 5.2
€ 430.000
€ 120.000
Privé onttrekkingen
€ -
€ 13.357
Eindvermogen en kapitaalonttrekkingen
€ 826.983
€ 575.788
Beginvermogen
€ 223.925
€ 382.117
Privé stortingen
€ 75.253
€ -
(Gecorrigeerd) vermogensverschil
€ 527.805
€ 193.671
Saldo (gecorrigeerde) fiscale
€ 527.805
€ 193.671
winstberekening
Niet aftrekbare kosten en lasten
€ -
€ -
Investeringsaftrek Nederland
€ 15.472
€ 7.278
Correctie 3.1.1
€ -7.278
(Gecorrigeerde) winst uit onderneming
€ 412.333
€ 193.671
Zelfstandigenaftrek
€ 14.560
€ 14.560
MKB-winstvrijstelling
€ 7.408
€ 5.230
Correctie MKB-winstvrijstelling
€ 58.781
€ 15.327
Gecorrigeerde belastbare winst
€ 431.584
€ 158.554
11.2
Vaststelling belastbare winst uit onderneming per vennoot
Controleberekening belastbare winst uit onderneming
[belanghebbende 2] bsn [bsn]
2013/2014
2015
aangegeven belastbare winst uit onderneming
€ 22.750
€ 16.062
vastgestelde belastbare winst uit onderneming
€ 215.792
€ 79.227
€ 193.042
€ 63.165
(…)
13.1
Vergrijpboete inkomstenbelasting
13.2
Kennisgeving boete inkomstenbelasting
Over de correcties van de kosten in het jaar 2013/2014 en 2015 zijn wij voornemens naast de navorderingsaanslag een vergrijpboete ingevolge artikel 67e Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 25 en 27 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 op te leggen. De voorgenomen vergrijpboetes bedragen 25 procent. De grondslag van de boete is het bedrag van de navorderingsaanslagen. Wij zijn van mening dat er sprake is van grove schuld.
In geval van grove schuld legt de Belastingdienst in de regel een boete op van 25% van de te weinig geheven belasting. Van dit percentage wordt soms - als er zich bijzondere omstandigheden voordoen dan wel voorgedaan hebben - afgeweken. Als die situatie zich voordoet, dan ga ik daar bij het onderdeel boete ook nader op in.
De grondslag waarover deze boete berekend wordt, wordt gevormd door het bedrag van de navorderingsaanslag. Daarbij geldt dat indien verliezen in aanmerking zijn of worden genomen er voor wat betreft de boetegrondslag geen rekening gehouden wordt met deze verliezen. Daarbij geldt dat indien verliezen in aanmerking zijn of worden genomen er voor wat betreft de boetegrondslag geen rekening gehouden wordt met deze verliezen. Voor wat betreft de naheffingsaanslag(en) wordt de boetegrondslag gevormd door het bedrag van de belasting dat niet of niet tijdig is betaald ten gevolge van de opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige.
13.3
Matiging boete
Besloten is de boete te matigen tot een bedrag van € 800 voor ieder der vennoten.”
2.3.
De inspecteur heeft in de navorderingsaanslagen de bedragen gecorrigeerd conform het controlerapport van het boekenonderzoek.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de navorderingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Daarbij gaat het specifiek om de vraag of de inspecteur terecht de correcties vanwege het privégebruik van de auto’s heeft vastgesteld. Daarnaast beoordeelt de rechtbank of de inspecteur terecht de aftrek van de concernbijdrage heeft gecorrigeerd. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbenden hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2.
Niet langer in geschil zijn de correcties die samenhangen met de gebouwen en de notariskosten. Tussen partijen zijn eveneens niet de hoogte van de gecorrigeerde bedragen in geschil en het feit dat alle correcties zijn aangebracht in 2014.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat de beroepen ongegrond moeten worden verklaard. Vanwege overschrijding van de redelijke termijn worden de vergrijpboetes verminderd tot € 680. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Zijn de correcties vanwege het privégebruik van de [automerk] en [automerk] terecht vastgesteld?
3.4.
Belanghebbenden stellen dat de [automerk] en [automerk] niet privé gebruikt worden, gelet op de aard van deze auto’s. Daarnaast stellen belanghebbenden dat zij in privé ook een auto hebben en dat zij met die auto de privékilometers rijden.
3.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat de [automerk] en [automerk] ter beschikking stonden van belanghebbenden. Eveneens is niet in geschil dat voor beide auto’s geen kilometeradministratie aanwezig is.
3.6.
Op grond van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt, indien aan de belastingplichtige ook voor privédoeleinden een auto ter beschikking staat, een nader te bepalen bedrag als onttrekking in aanmerking genomen en wordt de auto in ieder geval geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te staan tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt. Voor het leveren van het bewijs kan een sluitende rittenregistratie worden bijgehouden. Het bewijs mag echter ook op een andere wijze worden geleverd. [1]
3.7.
Belanghebbenden hebben niet aannemelijk gemaakt dat de auto’s niet privé worden gebruikt. De enkele stellingen dat de auto’s zich daar naar hun aard niet voor lenen en dat belanghebbenden privé ook een auto bezitten zijn niet voldoende onderbouwing. De berekening van de bijtellingen over de onderscheiden jaren is niet voldoende gemotiveerd betwist door de belanghebbenden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de inspecteur terecht de bijtelling voor het privé gebruik van de auto’s heeft gecorrigeerd.
Is de correctie van de concernbijdrage terecht vastgesteld?
3.8.
Belanghebbenden stellen dat de vof wordt aangestuurd door de bv en dat de beslissingen genomen worden in de bv. Daarom dient volgens belanghebbenden voor deze prestaties een concernbijdrage toegekend te worden aan de bv. De inspecteur heeft de aftrek van de concernbijdrage ten laste van de winst van de vof niet toegestaan en betwist de stellingen van belanghebbenden.
3.9.
De rechtbank stelt voorop dat ten aanzien van de aftrekbaarheid van ondernemingskosten, zoals de concernbijdrage, de bewijslast op belanghebbenden rust om te stellen – en bij betwisting door de inspecteur aannemelijk te maken – dat kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en dat zij zijn gemaakt met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. Belanghebbenden hebben enkel een beschrijving van de concernbijdrage ingebracht. Door belanghebbenden zijn geen nadere stukken ingebracht die de beschrijving staven of waaruit kan worden afgeleid dat de vof de concernbijdrage daadwerkelijk verschuldigd is aan de bv. Zij hebben niet voldoende onderbouwd concreet kunnen maken welke prestaties of activiteiten door de bv worden verricht voor de vof. Voorts hebben belanghebbenden niet aan kunnen geven op welke wijze de hoogte van de concernbijdragen is bepaald. Dit alles klemt temeer nu in de afgetrokken concernbijdragen ook bedragen zijn opgenomen voor jaren waarin de bv nog niet bestond. Naar het oordeel van de rechtbank hebben belanghebbenden, tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur, niet aannemelijk gemaakt dat de concernbijdrage aftrekbare ondernemingskosten zijn zodat de concernbijdrage niet ten laste van de winst van de vof kan worden gebracht.
Zijn de vergrijpboetes terecht en naar de juiste bedragen opgelegd?
3.10.
Aan belanghebbenden zijn voor de jaren 2014 en 2015 door de inspecteur vergrijpboetes opgelegd op grond van artikel 67e van de AWR. In totaal betreft het voor de man twee keer een boetebeschikking van € 800 en voor de vrouw twee keer een boetebeschikking van € 800.
3.11.
Tussen partijen is de verschuldigdheid en de hoogte van de boetes niet in geschil. De rechtbank sluit zich hierbij aan en is van oordeel dat de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de boetes passend en geboden zijn. De inspecteur heeft de boetes al gematigd tot een bedrag van € 800. De rechtbank ziet geen aanleiding om de boetes verder te matigen en acht de boetes passend en geboden gelet op de relevante feiten en omstandigheden. Wel ziet de rechtbank in de duur van de procedures aanleiding om de boetes ambtshalve verder te matigen. De rechtbank stelt vast dat 28 februari 2019 geldt als aanvangsmoment van de redelijke termijn, omdat op dat moment de boetes zijn aangekondigd in het controlerapport. De rechtbank doet uitspraak op 22 september 2022. Sinds de aankondiging van de boetes zijn dan (afgerond) 43 maanden verstreken. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn van twee jaar is overschreden met 19 maanden. De boetes worden daarom gematigd met 15%. [2]
3.12.
Alle vier de boetebeschikkingen worden verminderd tot een bedrag van € 680.
Is terecht belastingrente in rekening gebracht?
3.13.
De beroepen worden geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbenden hebben geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikkingen.

4.Conclusie en gevolgen

De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de rechtbank de navorderingsaanslagen en de rentebeschikkingen handhaaft. De rechtbank vermindert de boeteschikkingen ambtshalve tot € 680. Nu de beroepen ongegrond zijn en de vermindering van de boetebeschikkingen slechts plaatsvindt op ambtshalve bevonden gronden acht de rechtbank geen gronden aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten van belanghebbenden, of voor een vergoeding van het griffierecht.

5.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover deze betrekking hebben op de boetebeschikkingen;
  • vermindert de vergrijpboete bij de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 van de vrouw tot € 680;
  • vermindert de vergrijpboete bij de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 van de vrouw tot € 680;
  • vermindert de vergrijpboete bij de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 van de man tot € 680;
  • vermindert de vergrijpboete bij de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 van de man tot € 680;
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.M. Kooijmans, voorzitter, mr. S.A.J. Bastiaansen en mr. drs. J.H. Bogert, rechters, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx, griffier, op 22 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De voorzitter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen, daarom heeft mr. S.A.J. Bastiaansen deze uitspraak mede ondertekend.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 22 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1395.
2.Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 21 juni 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2713.