ECLI:NL:RBZWB:2022:5494
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar en verzoek om ambtshalve vermindering inkomstenbelasting 2018
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 23 september 2022, wordt het beroep van de belanghebbende behandeld. De belanghebbende heeft een beroep ingesteld omdat de inspecteur van de belastingdienst niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar en verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018. De belanghebbende had op 8 februari 2022 een verzoek ingediend, maar de inspecteur heeft niet binnen de wettelijk vereiste termijnen beslist. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur op zowel het bezwaar als het verzoek om ambtshalve vermindering niet tijdig heeft gereageerd, wat aanleiding geeft voor de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren.
De rechtbank overweegt dat de belanghebbende de inspecteur op 3 mei 2022 in gebreke heeft gesteld, maar dat de inspecteur desondanks geen besluiten heeft genomen. De rechtbank concludeert dat de beslissingen van de inspecteur, indien deze genomen zouden zijn, waarschijnlijk zouden leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar en een afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering. Dit komt voort uit het feit dat de belanghebbende geen omstandigheden heeft aangevoerd die de overschrijding van de bezwaartermijn zouden rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van besluiten door de inspecteur, verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk en wijst het verzoek om ambtshalve vermindering af. De rechtbank draagt de inspecteur op om het door de belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden, maar er worden geen proceskosten vergoed. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.