In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 20 september 2022, staat de beoordeling van een aanslag forensenbelasting centraal. De heffingsambtenaar van de gemeente Veere had aan de belanghebbende een aanslag opgelegd voor het jaar 2019. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar op 15 september 2020 niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende tegen deze uitspraak beoordeeld.
Tijdens de zitting op 30 augustus 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat het bezwaar van de belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, omdat het bezwaarschrift tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de aanslag forensenbelasting niet mocht opleggen, omdat de belanghebbende in 2019 zijn woning slechts 65 dagen voor eigen gebruik had en deze gedurende 194 dagen aan derden was verhuurd. De rechtbank heeft daarbij de relevante bepalingen uit de Verordening forensenbelasting van de gemeente Veere in acht genomen.
De rechtbank concludeert dat de aanslag niet in overeenstemming met de Verordening is opgelegd en verklaart het beroep gegrond. De uitspraak op bezwaar wordt vernietigd en de aanslag forensenbelasting 2019 wordt vernietigd. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de belanghebbende, die in totaal € 326 bedragen, en het griffierecht van € 48 dient ook vergoed te worden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.