In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die op [huwelijksdatum] in [plaatsnaam] (Marokko) met elkaar zijn gehuwd. De man heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken en het huurrecht van de echtelijke woning aan hem toe te wijzen. De vrouw heeft verweer gevoerd en verzocht om het huurrecht aan haar toe te wijzen, alsook om een onderhoudsbijdrage van € 1.306,- bruto per maand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft, terwijl de vrouw alleen de Marokkaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ambtshalve de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld en vastgesteld dat Nederlands recht van toepassing is op het verzoek tot echtscheiding.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding toegewezen. Wat betreft het huurrecht heeft de rechtbank een belangenafweging gemaakt. De man heeft de woning sinds mei 2019 gehuurd en heeft de volledige huur betaald. De vrouw heeft daarentegen een onzekere verblijfsstatus en heeft niet voldoende onderbouwd waarom het huurrecht aan haar zou moeten worden toegewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het huurrecht aan de man moet worden toegekend, waarbij de vrouw's verzoek om een huurrecht werd afgewezen. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen gemeenschappelijk vermogen is, aangezien het Marokkaanse recht van toepassing is, dat een stelsel van algehele scheiding van goederen kent. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.