ECLI:NL:HR:2003:AM2379
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van alimentatiebeschikking en verwijzing naar gerechtshof
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een man en een vrouw die in gemeenschap van goederen met elkaar waren gehuwd. De vrouw had op 11 december 2000 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Rotterdam om echtscheiding en om een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud. De rechtbank sprak op 19 oktober 2001 de echtscheiding uit en kende de vrouw een alimentatie toe van ƒ 11.000,-- per maand. De man ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 18 december 2002 de beschikking van de rechtbank bevestigde, maar de alimentatie verlaagde naar € 4.991,58 per maand. De man stelde beroep in cassatie in tegen deze beschikking, waarbij hij onder andere aanvoerde dat de behoefte van de vrouw niet correct was vastgesteld.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet voldoende had gemotiveerd waarom de stelling van de man over de uitgaven tijdens het huwelijk niet in aanmerking was genomen. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukte dat bij het vaststellen van de behoefte van de vrouw rekening moet worden gehouden met alle relevante omstandigheden, waaronder de inkomsten en uitgaven tijdens het huwelijk. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van alimentatiezaken, vooral in situaties waar de financiële situatie van partijen complex is.