ECLI:NL:RBZWB:2022:5251
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar en beroep inzake loonheffing over meerdere jaren
Op 9 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen meerdere uitspraken op bezwaar van 24 november 2021, die betrekking hadden op de inhoudingen van de loonheffing over de jaren 2016 tot en met 2020. De rechtbank oordeelde dat de beroepen kennelijk ongegrond waren en verklaarde deze ongegrond zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank onderzocht de ontvankelijkheid van de beroepen. De belanghebbende stelde dat hij de uitspraken op bezwaar pas op 21 december 2021 had ontvangen, wat de rechtbank als uitgangspunt nam. Hierdoor waren de beroepen tijdig ingediend. De inspecteur had echter de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank concludeerde dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, aangezien het bij de inspecteur binnenkwam op 11 augustus 2021. De belanghebbende had geen geldige reden voor de termijnoverschrijding, waardoor de rechtbank de niet-ontvankelijkheid van de bezwaren bevestigde.
Daarnaast verklaarde de rechtbank zich onbevoegd voor zover de beroepen betrekking hadden op ambtshalve beslissingen van de inspecteur, aangezien deze beslissingen niet voor bezwaar en beroep vatbaar zijn. De rechtbank gaf aan dat het geschil ook via een fiscale procedure aan de belastingrechter kan worden voorgelegd, maar niet via de huidige procedure. De rechtbank besloot geen proceskostenveroordeling uit te spreken. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.