ECLI:NL:RBZWB:2022:5204

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4520
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. Het UWV had op 5 maart 2021 besloten de uitkering per 6 april 2021 te beëindigen, maar na bezwaar werd dit besluit aangepast naar een beëindiging per 16 oktober 2021. Eiseres, die als productiemedewerker werkte, was uitgevallen door knieklachten na een val op het werk. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, waarbij werd vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat zij geen recht had op een ZW-uitkering. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de uitkering heeft beëindigd, omdat eiseres in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen adequaat zijn. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen om de medische oordelen van het UWV te weerleggen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4520 ZW

uitspraak van 8 september 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. A. van den Os,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 5 maart 2021 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 6 april 2021.
Met het bestreden besluit van 6 oktober 2021 op het bezwaar van eiseres heeft het UWV de bezwaren gegrond verklaard, met dien verstande dat de ZW-uitkering niet per 6 april 2021, maar per 16 oktober 2021 wordt beëindigd.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 28 juli 2022 ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en [naam tolk] als tolk in de Poolse taal, naast [naam vertegenwoordiger] als gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en
of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 16 oktober 2021.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
Eiseres was werkzaam als productiemedewerker. Voor dat werk is zij op 21 februari 2020 uitgevallen vanwege knieklachten rechts met uitstraling in de rechter voet, na op die dag te zijn uitgegleden op het werk.
Na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV gesteld dat eiseres in staat is passende arbeid te verrichten.
Bij het primaire besluit heeft het UWV daarom de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 6 april 2021. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij voorgenomen besluit van 15 september 2021 heeft het UWV aangegeven het primaire besluit te zullen wijzigen en de ZW-uitkering van eiseres te zullen beëindigen op een later moment waarbij een nieuwe uitlooptermijn van één maand vanaf het besluit op bezwaar in acht zal worden genomen. Eiseres heeft bij brief van 29 september 2021 bezwaar gemaakt tegen dit voorgenomen besluit.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat de mate van arbeidsgeschiktheid van eiseres wijzigt naar 97,54%, zodat de ZW-uitkering wordt beëindigd omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voor zij ziek werd.
3.2
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht op een ZW-uitkering.
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Primaire arts [naam primaire arts] heeft onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] het dossier bestudeerd inclusief informatie van bedrijfsarts [naam bedrijfsarts] van 28 januari 2021, van orthopedisch chirurg [naam orthopedisch chirurg] van 2 oktober 2020, van huisarts [naam huisarts] over de periode van 21 februari 2020 tot en met 5 juni 2020, van fysiotherapeut [naam fysiotherapeut 1] (ongedateerd) en van fysiotherapeut [naam fysiotherapeut 2] van 5 augustus 2020. Voorts heeft zij eiseres – in aanwezigheid van een tolk in de Poolse taal – gezien op haar spreekuur van 10 februari 2021. Zij heeft gerapporteerd dat het klachtenverhaal plausibel en consistent is en het herstelgedrag adequaat. Er is sprake van medisch te objectiveren ziekte en/of gebrek. Eiseres voldoet niet aan de GBM criteria aangezien er geen sprake is van bedlegerigheid, ADL-afhankelijkheid, opname in een AWBZ-erkende instelling of EPS. Eiseres heeft dus functionele mogelijkheden maar er is sprake van beperkingen ten aanzien van het normaal functioneren in arbeid. [naam primaire arts] acht haar aangewezen op kniesparend werk rekening houdend met beperkingen en op psychisch lichtere werkzaamheden.
De volgende beperkingen worden aangenomen: deadlines/productiepieken, persoonlijk risico vanwege medicatiegebruik, omgaan met eigen emoties, omgaan met emoties van anderen, omgaan met conflicten, leidinggevende aspecten, beschermende middelen, trillingsbelasting, pedaalbediening rechts, tillen, dragen, duwen/trekken, lopen (waarbij de primaire arts opmerkt dat eiseres 2 krukken buitenshuis gebruikt), lopen tijdens werk, traplopen, klimmen, knielen/hurken, zitten, zitten tijdens werk (waarbij [naam primaire arts] opmerkt dat eiseres moet kunnen vertreden, want ze kan de knie niet langere tijd in gebogen vaste
stand houden), staan, staan tijdens werk, geknield/gehurkt actief zijn, gebogen/getordeerd actief zijn, afwisseling van houding, nachtwerk, onregelmatige werktijden.
Verbetering van de psychische klachten is te verwachten als de thuissituatie stabiliseert en er adequate psychologische behandeling wordt ingezet. De verwachting is dat daarmee ook de beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren zullen afnemen. De prognose van de knieklachten is volgens de primaire arts moeilijk, de orthopeed geeft aan dat de vraag blijft in welke mate eiseres beperkt blijft in doen en laten. Ook een inschatting van de prognose van de beperkingen in het statisch en dynamisch handelen is volgens de primaire arts lastig.
Zij concludeert dat eiseres per toetsdatum voor de eerstejaars ZW-beoordeling verminderde benutbare mogelijkheden heeft voor het verrichten van arbeid, als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek en heeft de benutbare mogelijkheden, beperkingen en de belastbaarheid van eiseres neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 16 februari 2021.
4.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft het dossier inclusief de bezwaargronden bestudeerd en deelgenomen aan de hoorzitting van 11 augustus 2021. [naam verzekeringsarts 2] is van mening dat er sprake is van een zorgvuldig opgebouwd dossier, waarop zij haar heroverweging kan baseren. Zij heeft geen lichamelijk onderzoek gedaan daar eiseres inmiddels is geopereerd en de fysieke situatie daarmee is gewijzigd ten opzichte van de datum in geding. Zij gaat daarom voor de fysieke situatie uit van de bevindingen bij de primaire arts en acht het niet aannemelijk dat de beperkingen gewijzigd zijn in de tijd tot de operatie.
Eiseres vertelt dat het psychisch in de loop der tijd slechter met haar is gegaan. Ze heeft vier
onlinegesprekken gehad met een Pools sprekende psycholoog en gaat daar in augustus mee
verder.
Voordat de behandeling kon starten moest eiseres eerst uit de situatie met haar man weg en
de operatie hebben gehad, zodat er ruimte komt voor behandeling van de psychische klachten. Voor de heroverweging ten aanzien van de mentale belastbaarheid neemt de verzekeringsarts b&b zowel de bevindingen van de primaire arts als van haarzelf tijdens de hoorzitting mee, daar eiseres aangeeft dat haar psychische klachten nu erger zijn dan in februari.
Op de datum in geding waren er objectiveerbare knieproblemen. De primaire arts heeft dat onderzocht en heeft op basis van de bevindingen in combinatie met de geobjectiveerde aandoening beperkingen aangenomen. Daarbij is het gebruik van krukken beschreven en verder is de kniebelasting beperkt voor onder andere lopen, knielen en hurken, tillen. Deze beperkingen acht [naam verzekeringsarts 2] aannemelijk bij de geobjectiveerde bevindingen van de orthopeed en zij ziet geen argumenten voor verdergaande beperkingen. Ook pedaalbediening rechts is al als beperkt aangegeven.
Wat betreft de mentale situatie ziet zij dat beperkingen zijn aangenomen in het persoonlijk- en sociaal functioneren waardoor stressbelasting wordt beperkt. De psychische problemen zijn vooral privé gerelateerd.
Er zijn geen cognitieve functiestoornissen en evenmin was er op de datum in geding een intensieve behandeling. Ook ten tijde van de hoorzitting blijkt dat er veel psychosociale problemen spelen en eiseres last heeft van hetgeen is voorgevallen, maar zijn er geen aanwijzingen voor een ernstige psychische stoornis.
In verband met het medicatiegebruik zal de verzekeringsarts b&b de beperking ten aanzien van persoonlijk risico aanvullen. Beroepsmatig autorijden was al als beperkt aangegeven.
[naam verzekeringsarts 2] concludeert dat de geneeskundige beoordeling die ten grondslag ligt aan de primaire beslissing correctie/aanvulling behoeft.
In overeenstemming daarmee heeft verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] de beperkingen en belastbaarheid van eiseres gecorrigeerd en neergelegd in de FML van 13 augustus 2021.
4.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het UWV ten onrechte stelt dat wijzigingen in haar medische situatie uit de periode van 6 april 2021 tot 16 oktober 2021 niet dienen te worden meegenomen in de beoordeling omdat de datum in geding is gewijzigd naar 16 oktober 2021. Eiseres verwijst daarvoor naar drie uitspraken van de Centrale Raad van Beroep: (ECLI:NL:CRVB:2017:3925 van 1 november 2017), (ECLI:NL:CRVB:2019:220 van 23 januari 2019) en (ECLI:NL:CRVB:2019:4177 van 18 december 2019).
Dit klemt volgens eiseres te meer waar juist in die periode haar gezondheid achteruit is gegaan en er zelfs een operatie heeft plaatsgevonden. Ook overigens kan eiseres zich niet vinden in de medische oordelen van het UWV. Waar het UWV aangeeft dat eiseres niet heeft onderbouwd met medische stukken dat er nieuwe medische gegevens zijn, stelt eiseres dat het UWV daarbij van een onjuiste datum in geding uitgaat, zoals blijkt uit de passage waarin de verzekeringsarts b&b aangeeft geen fysiek onderzoek te hebben gedaan omdat de fysieke situatie van eiseres inmiddels is veranderd mede door de operatie en dat zij daarom uitgaat van functiebeperkingen die niet zijn gewijzigd tot aan de operatiedatum.
Daarmee is aangegeven dat de situatie vanaf de operatiedatum, 14 juli 2021, niet relevant is geacht voor de bezwaarprocedure en dat daarom ook (ten onrechte) geen lichamelijk onderzoek is verricht.
Het gaat daarbij volgens eiseres niet aan haar nu te verwijten dat zij geen nieuwe medische informatie heeft ingebracht. Dat de verzekeringsarts b&b heeft nagelaten eiseres te onderzoeken is een gemiste kans die niet voor risico van eiseres mag worden gebracht.
Ook op psychisch vlak is eiseres op de nieuwe datum in geding meer beperkt dan eerder, zonder dat de verzekeringsarts b&b dat in haar afwegingen heeft betrokken.
Volgens eiseres dient er eerst een nieuwe FML te worden opgesteld die op de datum in geding geldig is.
In haar nadere gronden van 31 mei 2022 heeft eiseres aangevoerd dat het UWV over onvoldoende medische stukken beschikt om tot een juist medisch oordeel te kunnen komen. Om daaraan iets te doen stuurt eiseres haar medische correspondentie uit de periode van 17 mei 2021 tot en met 17 mei 2022 toe, bestaande uit 11 brieven. Uit die stukken blijkt volgens eiseres dat sprake is van ernstigere fysieke en psychische klachten en beperkingen dan waar het UWV van is uit gegaan en zij wijst daarbij op trilbelasting (ook ten aanzien van de rug), buigen, frequent buigen tijdens het werk, torderen, duwen en trekken, tillen, lopen, lopen tijdens het werk, trappenlopen, knielen of hurken, zitten, zitten tijdens het werk, staan en staan tijdens het werk, geknield of gehurkt actief zijn, gebogen en/of getordeerd actief zijn en het afwisselen van houding.
Psychisch acht eiseres zich verder beperkt dan in de in het dossier opgenomen FML is vermeld voor zelfstandig handelen in dagelijks functioneren, handelingstempo, deadlines en productiepieken (die acht zij in het geheel niet mogelijk), geen afleiding door activiteiten van anderen, voorspelbare werksituatie, werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen, werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is en mate van zelfstandigheid in arbeid.
Omdat eiseres in de FML een onjuiste weergave ziet van de belastbaarheid op de datum
in geding, acht zij de haar geduide functies al daarom niet passend.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder niet alleen de psychische, maar met name ook de knie (gonartrose-) klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat, zoals door de verzekeringsarts b&b in haar rapportage 6 juli 2022 (in reactie op de door eiseres aangeleverde medische informatie) is aangegeven, tussen partijen niet (meer) in geschil is dat de datum in geschil 16 oktober 2021 is. Ter zitting is dat door beide partijen bevestigd.
Uit de medische beoordelingen blijkt dat op die datum de psychische beperkingen voor eiseres in de FML van 13 augustus 2021 ook toereikend zijn voor 16 oktober 2021. Weliswaar acht eiseres zich op 16 oktober 2021 sterker beperkt dan op 6 april van dat jaar voor zelfstandig handelen in dagelijks functioneren, handelingstempo, deadlines en productiepieken, afleiding door activiteiten van anderen, voorspelbare werksituaties, werksituaties zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen, werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is en de mate van zelfstandigheid in arbeid, maar daarin kan de rechtbank haar niet volgen.
De door eiseres daartoe ingediende informatie van GZ-psycholoog/psychotherapeut [naam GZ-psycholoog/psychotherapeut] van 7 juni 2021 en 17 mei 2022 is door de verzekeringsarts b&b zorgvuldig in haar afwegingen betrokken zoals blijkt uit haar rapportage van 6 juli 2022. Daaruit blijkt goed gemotiveerd dat eiseres op mentaal vlak zeker niet meer of zwaardere beperkingen kent op de datum in geding dan in de FML van 13 augustus 2021 voor haar zijn opgenomen.
Met betrekking tot haar fysieke (knie-)problemen heeft eiseres – ook ter zitting – nog gewezen op de Stecr-werkwijze ‘Gonartrose’ ter onderbouwing van haar stelling onvoldoende beperkt te zijn op dit vlak op de datum in geding in de FML van 13 augustus 2021.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] wijst er in haar reactie op de laatste beroepsgronden van 6 juli 2022 op dat eiseres na de operatie aan de knie klachten ontwikkelde die volgens de fysiotherapeut leken op radiculaire klachten en dat daarnaar meermaals onderzoek is gedaan. Bij een MRI onderzoek van heupen en rug bleken geen ernstige afwijkingen anders dan milde degeneratieve afwijkingen laag lumbaal en aanwijzingen voor discopathie. Daarna is komen vast te staan dat sprake is van mediale gonartrose die de pijnklachten kan verklaren.
De forse beperkingen die de verzekeringsarts b&b in de FML heeft opgenomen voor klimmen/knielen en hurken, naast die voor lopen en tillen en dragen en langdurig staan met het feit dat daarbij is aangegeven dat lopen of staan moet kunnen worden afgewisseld met zitten, maken dat de opgestelde beperkingen voor eiseres adequaat zijn op de datum in geding en, naar de verzekeringsarts b&b stelt, in overeenstemming met de Stecr-werkwijze ‘gonartrose’.
De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b daarin volgen, gelet op het feit dat eiseres in de FML beperkt is voor zo goed als alle items die volgens de Stecr-werkwijze daarvoor in aanmerking komen, met de enkele uitzondering van het torderen van het bovenlichaam, waarover eiseres ook geen aparte medisch onderbouwde klachten heeft.
Ook overigens is de rechtbank niet gebleken dat in de FML van 13 augustus 2021 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, kan daarom niet slagen. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker textiel, geen kleding (Sbc-code 272043), inpakker (handmatig) (Sbc-code 111190) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180).
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat haar beperkingen in de FML, mede gelet op de datum in geding van 16 oktober 2021, onvoldoende zijn om haar beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek weer te geven.
De rechtbank ziet echter geen reden te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 4 maart 2021 en de rapportages van de arbeidsdeskundige b&b van 24 augustus 2021 en 2 mei 2022. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt niet in staat te zijn de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit de opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Conclusie en gevolgen

7. Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 16 oktober 2021.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 8 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).