ECLI:NL:HR:2021:439
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over belastingrente en het vertrouwensbeginsel in relatie tot beleidswijzigingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen [X] B.V. De zaak betreft een geschil over de belastingrente die in rekening is gebracht over een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2015. De belanghebbende had een voorlopige aanslag van € 26.398 betaald, maar na het indienen van de aangifte in 2017 bleek dat dit bedrag abusievelijk als 'te verrekenen dividendbelasting' was opgevoerd. De Inspecteur heeft de voorlopige aanslag vervolgens verminderd tot nihil, waarna de belanghebbende het betaalde bedrag terugontving. In 2017 werd een definitieve aanslag opgelegd, waarbij € 19.977 aan vennootschapsbelasting verschuldigd was, en daarnaast werd € 1.786 aan belastingrente in rekening gebracht. De belanghebbende stelde dat deze belastingrente onterecht was, omdat er beleid bestond dat geen rente zou worden berekend over de periode waarin het geld al bij de Belastingdienst was. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende zich op dit beleid kon beroepen, maar de Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de belanghebbende zich kan beroepen op het vertrouwensbeginsel, en dat het beleid niet uitdrukkelijk was ingetrokken. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Hof werd bevestigd.