In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 augustus 2022, wordt het beroep van eiser tegen de herziening en terugvordering van zijn IOAW-uitkering beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Ergec, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, dat zijn recht op uitkering over de periode van 1 september 2017 tot en met 31 oktober 2020 had herzien. Dit besluit was genomen omdat eiser zich niet had gehouden aan de inlichtingenverplichting, wat resulteerde in een te hoge uitkering van € 3.047,75, dat vervolgens werd teruggevorderd. Het college handhaafde deze beslissing na bezwaar, met een aanpassing van het terugvorderingsbedrag naar € 2.827,75.
De rechtbank oordeelt dat het college terecht de herziening en terugvordering heeft doorgevoerd. Eiser had inkomsten uit de verkoop van fietsen via Marktplaats, die hij niet had gemeld, en dit werd aangemerkt als schending van de inlichtingenplicht. De rechtbank concludeert dat de verkoopactiviteiten van eiser niet als incidentele verkoop van privégoederen kunnen worden beschouwd, maar als handel, wat betekent dat hij verplicht was deze inkomsten te melden. Eiser heeft niet aangetoond dat hij recht had op een volledige uitkering, en de rechtbank bevestigt dat het college zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de rechtmatigheid van de uitkering.
Eiser voerde aan dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, maar de rechtbank oordeelt dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor onaanvaardbare financiële gevolgen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.