ECLI:NL:RBZWB:2022:375
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, maar het bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De aanslag had als dagtekening 17 oktober 2014 en de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 28 november 2014. Het bezwaarschrift werd pas op 23 januari 2019 ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig was ingediend.
De belanghebbende voerde aan dat hij eerder, op 22 april 2015, bezwaar had gemaakt en dat hij in 2013 mondeling bezwaar had gemaakt bij de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde echter dat zelfs als er een eerder bezwaarschrift was ingediend, dit ook niet tijdig was. De rechtbank benadrukte dat bezwaarschriften schriftelijk moeten worden ingediend om bewijsrechtelijke problemen te voorkomen. De persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende, waaronder ernstige ziekte, werden niet als rechtvaardiging voor de termijnoverschrijding geaccepteerd.
Daarnaast werd ook de ambtshalve beslissing van de inspecteur om de aanslag niet te verminderen, verworpen. De rechtbank oordeelde dat een verzoek om ambtshalve vermindering binnen vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarop de aanslag betrekking heeft, moet worden gedaan. Aangezien het verzoek pas na deze termijn was ingediend, was het beroep ook in dit opzicht kennelijk ongegrond. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.