Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[eiser 1],
[eiser 2],
[eiser 3],
[eiser 4],
[eiser 5],
[eiser 6],
[eiser 7],
[eiser 10],
[eiser 11],
[eiser 12],
[eiser 13],
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 juli 2021;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende akte overlegging producties;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 januari 2022.
2.De feiten
€ 50.000,- heeft geleend aan BioBase ter financiering van een matrijs en proefmatrijzen. De lening had een looptijd tot maximaal eind 2019.
€ 537.500,- vormden derhalve betaling voor de door hem verrichte werkzaamheden. Hetzelfde geldt voor de aan eiseres sub 8 geleverde aandelen tegen het bedrag van
€ 75.000,-, de aan eiser sub 13 geleverde aandelen tegen het bedrag van € 50.000,- en de aan eiser sub 7 geleverde aandelen tegen het bedrag van € 25.000,-. Verder heeft eiseres sub 1 ([eiser 1]) regelmatig commerciële contacten voor de ondernemingen onderhouden, als vergoeding waarvoor voor het bedrag van € 7.500,- aan aandelen zijn geleverd aan eiser sub 12, de partner van [eiser 1].
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
NJ1993/573), waarnaar gedaagden verwijzen. [eiser 3] stelt immers op eigen naam, maar voor rekening van Avalanche te procederen (middellijke vertegenwoordiging). Volgens vaste rechtspraak is een lasthebber in een dergelijk geval niet gehouden in de dagvaarding te vermelden dat hij ter behartiging van de belangen van een ander optreedt. Eerst indien het verweer van de wederpartij daartoe aanleiding geeft, zal de lasthebber dienen te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij uit hoofde van lastgeving bevoegd is op eigen naam ten behoeve van de rechthebbende op te treden (zie onder andere Hoge Raad 26 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP9665). Het feit dat [eiser 3] pas bij conclusie van repliek heeft toegelicht namens Avalanche op te treden, vormt derhalve op zichzelf nog geen grond voor een niet-ontvankelijkverklaring. Dat geen schriftelijke machtiging is overgelegd vormt evenmin reden hiertoe, nu als onbetwist vast staat dat [eiser 3] de enig bestuurder van Avalanche is en hij zowel bij conclusie van repliek als ter zitting, zowel op persoonlijke titel als in zijn hoedanigheid van bestuurder van Avalanche, heeft verklaard dat last is verleend. Dit betekent dat [eiser 3] ontvankelijk is in zijn vordering, hetgeen onverlet laat de vraag of er grond is tot veroordeling van gedaagden.
€ 150.000,- was begroot aan overige kosten, waaronder management fees (gedurende 2015). Hieruit blijkt dus niet van een dergelijke afspraak. Dat de werkzaamheden die [gedaagde 2] heeft verricht binnen Ladislaus mede ten behoeve van de exploitatie van HemCell en BioBase waren, is voorts niet in geschil, zodat niet valt in te zien waarom het een tekortkoming onder de koopovereenkomsten zou opleveren, dan wel dat het onrechtmatig was van gedaagden deze betalingen te verrichten.
€ 201.000,- hebben gedaagden ter zitting erkend dat er geen grondslag bestond voor deze betaling aan [gedaagde 2]. Gedaagden hebben daarmee niet betwist dat deze onttrekking in strijd met de gemaakte partijafspraken was. Eisers hebben in dit kader niet nader toegelicht waarom niet uitgegaan dient te worden van het bedrag van € 201.804,-, maar van het hogere bedrag van € 344.369,-. Dit had wel van hen mogen worden verwacht, nu gedaagden op dit punt gemotiveerd verweer hebben gevoerd en hebben toegelicht dat het genoemde negatieve bedrag 'niet cash items' ad € 142.565,- daarop in mindering dient te worden gebracht (zodat uit wordt gekomen op het bedrag van € 201.804,-). Eisers hebben hier niet nader op gereageerd.
€ 11.997,00(3 punten x tarief VIII (€ 3.999,00)
5.De beslissing
€ 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat eisers niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;