Uitspraak
- [verweerder] te verbieden die ongeautoriseerde geluidsdragers, waarvan de leden van NVPI de rechthebbenden zijn, te reproduceren en/of te verhandelen;
- [verweerder] te bevelen nauwkeurig opgave te doen van de cd’s waar het hier om gaat en deze, voor zover nog aanwezig – waarbij [verweerder] de eventuele verkoop/levering zal moeten bewijzen -, te (doen) vernietigen, alsmede opgave te doen van de leveranciers van wie hij de cd’s heeft betrokken, een en ander op straffe van dwangsommen.
(iii) NPVI heeft [verweerder], een handelaar in geluidsdragers, in kort geding gedagvaard, stellende dat [verweerder] “boot-legs” en mogelijk ook piratenplaten verhandelt; aan de dagvaarding was als bijlage 1 een lijst met 24 leden van NVPI gehecht.
’s Hofs vorenbedoelde gedachtengang geeft derhalve blijk van een onjuiste rechtsopvatting en in zoverre treffen de hier besproken klachten van het middel doel.
Ook dit onderdeel van het middel faalt, wat er zij van de door het Hof voor het passeren van vorenbedoelde aanvulling bijgebrachte gronden. Nu de uitvoerende kunstenaars voor wie NVPI bij voormelde akte heeft gesteld als zaakwaarnemer te zijn opgetreden en op te treden, niet behoorden tot de groep van niet met name genoemde belanghebbenden te wier behoeve de vordering is ingesteld, kan NVPI niet hangende de procedure bij wege van verandering van eis op de voet van art. 134 Rv. alsnog mede die hoedanigheid aannemen.
2 april 1993.