3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Eiser] heeft in september 1984 een perceel grond op [plaatsnaam] gehuurd van de toenmalige eigenaar van het perceel, [betrokkene 1]. De tussen [eiser] en [betrokkene 1] gesloten huurovereenkomst ging uit van een tijdvak van tien jaren, waarbij [eiser] een voorkeursrecht tot verlenging van de huur voor nog eens tien jaren werd toegekend. De eerste termijn van tien jaren is ingegaan in maart 1986.
(ii) [Eiser] heeft met [verweerder] c.s. bij schriftelijke overeenkomst van 30 december 1986, met betrekking tot het perceel een overeenkomst tot "onderverhuur/winstdeling" gesloten. In deze overeenkomst zijn de volgende bepalingen opgenomen:
"in aanmerking nemend:
dat [eiser] huurt van [betrokkene 1], zonder beroep, wonende te [a-straat 1] op [plaatsnaam], geboren [geboortedatum] 1923:
het grasland aan de [b-straat], noordzijde, gelegen te [plaats] op [plaatsnaam], kadastraal bekend gemeente [plaatsnaam], sektie [A], nummer [001], groot 67.80 are;
zulks tot 1 september 1994, behoudens het recht van verlenging (...); van welke huurovereenkomst blijkt uit een aan deze akte te hechten kopie van het betreffende huurkontrakt;
verklaren:
a. dat [eiser] bij deze onderverhuurt aan [verweerders], die in onderhuur aanneemt: het voormelde perceel grasland; en wel voor dezelfde huurprijs (...), voor dezelfde duur, inclusief recht tot verlenging, en ook overigens onder dezelfde bepalingen en bedingen als voormeld in bedoelde aangehechte huurovereenkomst
(...)
d. dat deze onderhuurovereenkomst is aangegaan onder de voorwaarde dat de bestemming van het gehuurde die van de kamping met seizoenplaatsen blijft; bij verandering van de bestemming wordt deze onderhuurovereenkomst herzien.
Verklaren voorts:
1. [Eiser] stelt gedurende de duur van de onderhuur ter beschikking aan [verweerders] fietsen en onderdelen ten behoeve van fietsenverhuur. [verweerders] verzorgt de fietsenverhuur en het onderhoud van de fietsen. Van de bruto opbrengst inclusief B.T.W. van deze fietsenverhuur betaalt [verweerders] 65% aan [eiser]; (...)."
Laatstgenoemd gedeelte van de overeenkomst tot onderverhuur/winstdeling wordt door partijen omschreven als de 'fietsverhuurovereenkomst'.
(iii) In 1988 is [eiser] eigenaar van het perceel geworden.
Bij notariële akte van 30 november 1992 heeft [eiser] ten behoeve van [verweerders] op het perceel een recht van erfpacht gevestigd, eindigende op 1 december 2022. In deze erfpachtsakte hebben [eiser] en [verweerder] c.s. verklaard:
"C. Beëindiging huurovereenkomst. De komparanten verklaren dat per heden de tussen hen bestaande huurovereenkomst zoals omschreven sub A.3 is geëindigd, voorzover deze overeenkomst betreft het genot van het gehele sub A.1 vermelde perceel grond. De overige in bedoelde overeenkomst neergelegde afspraken blijven tussen partijen gelden."
Blijkens de akte wordt met deze overeenkomst bedoeld de hiervoor genoemde overeenkomst tot onderverhuur/winstdeling.
(iv) Art. 2 lid 1 van de erfpachtakte bepaalt:
"De erfpachter mag het in erfpacht uitgegeven goed uitsluitend gebruiken voor:
- de instandhouding van een woonhuis;
- het oprichten van een bijgebouw; en
- het plaatsen van maximaal elf voor recreatieverhuur bestemde chalets, waarbij onder chalet wordt verstaan: een mobiel vakantieverblijf."
(v) Art. 9 lid 3 van de erfpachtakte houdt in:
"Indien de erfpachter in verzuim is de canon over twee achtereenvolgende jaren te betalen of indien de erfpachter in ernstige mate tekort schiet in de nakoming van zijn andere verplichtingen, kan (...) de grondeigenaar het recht van erfpacht opzeggen. Mits hij binnen een maand na opzegging alsnog tot genoegen van de grondeigenaar zekerheid stelt voor zijn toekomstige verplichtingen alsmede alsnog zijn verplichtingen nakomt met vergoeding van de schade en kosten, (...) kan de erfpachter de effectuering van de opzegging voorkomen."
(vi) Voordat het erfpachtrecht daadwerkelijk werd gevestigd, zijn [eiser] enerzijds en [verweerder] c.s. anderzijds bij onderhandse akte onder meer het volgende overeengekomen:
"Fietsverhuurovereenkomst zoals in akte, ook na 1996".
(vii) Na de vestiging van het erfpachtrecht zijn op het perceel 'chalets' geplaatst, die door [verweerder] c.s. worden verhuurd. [verweerder] c.s. hebben daarnaast het fietsverhuurbedrijf op dezelfde wijze voortgezet als vóór het sluiten van de erfpachtovereenkomst.
(viii) Bij aangetekende brief van 29 september 1995 hebben [verweerder] c.s. de fietsverhuurovereenkomst opgezegd met ingang van 1 maart 1996.
(ix) [Eiser] heeft in kort geding primair nakoming van de fietsverhuurovereenkomst gevorderd en subsidiair een verbod voor [verweerder] c.s. om vanuit het perceel fietsen te verhuren. Beide vorderingen zijn door de president van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden bij vonnis van 26 april 1996 afgewezen.
(x) Bij aangetekende brief/deurwaardersexploot van 28 maart 2001 heeft [eiser] aan [verweerder] c.s. de erfpacht van het perceel opgezegd tegen 1 april 2002.